De Hollandsche revue jrg 15, 1910, no 5, 23-05-1910

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

840 DE HOLLANDSCHE REVUE.

dood geeft, ze hem nog den raad, als hij hertrouwt — want „menschen als ielo könt nêet allenig blieven" — niet te trouwen met Janna Jannink, „dêe deugt niet veur oe"' In het tweede hoofdstuk echter zien we, dat na den dood van zijne vrouw, Hannes van Janna's verschijning als het ware bezeten is.

LUX.

Bij een mooi geslaagde reproduktie in driekleurendruk, geeft Leo Hagedoorn iu het 1 Mei-nummer van „Lux" eenige aanteekeningen over kleuren-fotografie, waarin hij meer belangstelling tracht te wekken voor het belangrijke probleem der kleurenfotografie. We kunnen op dit artikel vol technische gegevens tot ons leedwezen niet dieper ingaan.

In „Op den Uitkijk" deelt Dr. J. E. Rombouts \ o.a. iets mede. over de „Aanwending van magere melk bij negatief-retouche". De methode om op reis gebroken vizierschijven te vervangen door I glasplaten, die men, met gelatiën bedekt, twee uren in magere melk laat liggen en ze daarna \ bij gematigde temperatuur laat drogen, is bekend, j De gedroogde laag heeft dan, zooals de heer i Rombouts schrijft, niet alleen bij doorzicht een mooi mat uiterlijk, waarop de beelden zich fijn afteekenen, maar de fluweelachtige oppervlakte neemt ook de fijnste potloodstrepen aan, die, als men een beetje sterk aandrukt, diep zwart worden. Van deze eigenaardigheid kan men groot nut hebben bij de negatief-retouche. Men handelt hiertoe het best op de volgende wijze: men legt j het droge negatief in een schaal met afgeroomde j melk en laat het ongeveer 20 minuten lang daarmee goed volzuigen, plaatst het, om af te droppelen, op een platenrekje, veegt den laatsteu droppel af, maakt de achterzijde goed droog en laat het negatief dan op een stofvrije plaats drogen. Dan is de oppervlakte mooi mat geworden, en als deze te zwak is uitgevallen, herhaalt men ! de bewerking. Nu begint men met de retouche. De groote vlakten worden met den doezelaar behandeld en de fijnere gedeelten met het potlood, terwijl men voortdurend het stof verwijdert. Ook kan men met voordeel de gezwollen gelatinelaag met chroomaluin, formalin of een ander middel looien en de laag daarna met magere melk drenken. Het looien is vooral noodig als de retouche op sommige platen geen versterking maar verzwakking moet aanbrengen, b.v. door afschaven. Dit doet men het best op de volgende manier: als de goed gelooide plaat uitgewasschen is en gedroogd, gaat men tot het afschaven over, waarbij men de laag zelfs weg kan nemen tot op het glas toe. Elk stofdeeltje wordt zorgvuldig verwijderd en dan wordt de plaat gelijkmatig met een gelatine-melklaag overtrokken op de wijze als zooeven voor het vervaardigen van een matglas werd aangegeven. De fluweelachtige matte laag bedekt nu het geheele negatief en men kan

zelfs op plaatsen, waar van de opname niets meer voorhanden is, de zachtste lijnen en de krachtigste figuren aanbrengen.

L. van Andel geeft „Critiek" op een aantal ingezonden fotografieën, terwijl A. P. H. Trivelli zijn „Bijdrage tot de fotochemie der zilver subsbaloïden" voortzet.

VEGETARISCHE BODE.

In de „Vegetarische Bode" van Mei bespreekt de redaktie het denkbeeld, door een der Bondsleden ter sprake gebracht, om in de vegetarische restaurants een bus te plaatsen opdat degenen, die daar smakelijk gegeten hebben, iets kunnen offeren voor noodlijdende vegetariërs, die werkeloos zijn of om andere reden het allernoodigste missen. Het overschot zou dan, volgens dit Bondslid, pondspondsgewijze tusschen propaganda, ondersteuningsfonds, kindervoeding enz. kunnen worden verdeeld. De redaktie juicht dit denkbeeld ten zeerste toe, vooral omdat de vegetarische restaurants fooienvrij zijn; alleen zou zij wenschen, dat de opbrengst der bussen enkel aan het ondersteuningsfonds ten goede kwam.

Voor het opstel over „De slechte gevolgen van het tabaksverbruik" verwijzen we naar onze rubriek „Belangrijke Onderwerpen" in dit „Hollandsche Revue"- nummer.

HET TOEKOMSTIG LEVEN.

De redaktie begint het nummer van 15 Mei met enkele „Korte Aanteekeningen" over „Het Pinksterverhaal", dat door het spiritisme, verklaard kan worden:

De bijbel — zegt zij — is de meest spiritische boekenverzameling dei- wereld en daarin zijn de handelingen der apostelen het meest spiritische boek van deze verzameling. Het spiritisme bewijst door zijn verschijnselen, dat het Pinksterverhaal een boekstaving van werkelijk aldus plaats getiad hebbende feiten kan zijn, dus dat het groote bezwaar der modernen daardoor vervalt, en wel dat de wonderen van het Pinksterverhaal in de geschiedenis der menschheid ongeëvenaard zouden zijn, als 't ware alleen staan, dus geen natuurlijke feiten zijn en daardoor „elke denkbare voorstelling te boven gaan".

En de orthodoxe, die bij intuïtie gevoelde dat het mysterie-verhaal van het Pinksterfeest een kern van waarheid bevatte, maar door zijne onbekendheid met bovenzinnelijke verschijnselen en zijn dwaalbegrip omtrent de uitdrukking Heiligen Geest en totale onwetendheid omtrent de wijze, waarop de geestenwereld met die der menschen in innige verbinding staat, zich door de modernen in de engte gedreven zag, vindt in de spiritische verschijnselen natuurfeiten, waarmede hij zijne welsprekende belagers kan verdrijven, overwinnen en van hun geleerden overmoed genezen.

Het spiritisme vormt de pijlers der brug, die orthodoxie en modernisme zal vereenigen, het overbrugt de kloof die wetenschap en religie scheidt.