De kunst; een algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad jrg 12, 1919/1920, no 632, 06-03-1920

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    — 346 -

    Excellentie komt...!

    Een vroolijk zangspel in 3 bedrijven van G. Okonkowski, vertaald door Hans Mulder. Muziek van Max Gabriël.

    Voor het eerst opgevoerd in het Theater Carré te Amsterdam, op Zaterdag 28 Februari 1920. Personen:

    Theodoor Hagedoorn Jan Grootveld

    Emma, zijn vrouw Rosa van Biene

    Agnes, hun dochter Bertha Verzwijfer

    Oscar, hun zoon Max Dekker

    Emilia, diens vrouw -. Ruth Arden

    Mignon, schilderes, hun nicht . . . Emmy Arbous

    Gustaaf Bannewitz Is. Zwaaf

    Prof. De Wilde, schilder Theo van Vliet

    Dagobert van Wesel F. Meermans

    De Dokter A. Alexanders

    Marie, kamermeisje Annie Verhulst

    Georg Okonkowski heeft, op het tooneel, al menigen knoop gelegd ter ontwarring. Maar zóó geweldig als hij in déze klucht de draden heeft dooreengeward, hebben wij het nog niet bijgewoond. Wat dit betreft, gaat hij den besten Parijschen blij- of kluchtspelfabrikant niet uit den weg, enMaxGabriël vindt in hem dan ook een gezelligen enprettigen tekstschrijver voor zijne zangspelen.

    In „Excellentie komt" is het een mannelijk model dat naar zijn vrouwelijke schilderes komt zoeken. De mooie, moderne, futuristisch aangelegde Mignon Hagedoorn heeft namelijk tot haar specialiteit gemaakt: het schilderen van klassieke standen naar mannelijk naaktmodel, en zij heeft in den goedigen en wat imbecielen, doch zeer fatsoenlijken en trouwen Bannewitz, de figuur gevonden die zij zich dacht.

    Te gast bij haren rijken oom, het gemeenteraadslid Theodoor Hagedoorn, reist het model haar — op bevel van haren leermeester — na, ten einde ook daar te kunnen werken; en daar oom morgen zijn zilveren jubileum als raadslid viert, en er voor een ridderorde voor hem is gewerkt, wordt Bannewitz door de huisgenooten aangezien voor een Excellentie, die persoonlijk de onderscheiding aan den gevierden jubilaris komt overbrengen.

    Hieruit ontstaat natuurlijk de noodige verwarring. Het koddige schilderesje werkt graag tot die verwarring mee, want zij wil zich wreken op haren oom, die haar een erfenis van een half millioen onthoudt; de zoon des huizes óók verleent zijn medewerking, in ruil voor het woord van zijn mooie nicht, die, op verlangen van papa met hem trouwen zal, maar wat onmogelijk is, omdat hij al in stilte getrouwd is met de temperamentvolle dochter van een Italiaanschen opera-tenor. Ook de lieve jonge dochter van den jubilaris is vol vereering voor de Excellentie, benevens de naar hooger strevende ambtenaar Dagobert, die in hem een stijgbeugel ziet om er te komen. En natuurlijk zijn de heer en me¬

    vrouw Hagedoorn Senior vol attenties voor den hoogen gast....

    Totdat op den avond van het jubelfeest het model zijn rol niet langer kan volhouden, doordien de professor-schilder in eigen persoon is overgekomen en met allen geweld wil dat Mignon weer aan het werk gaat, — zoodat op een gegeven oogenblik Bannewitz in zijn volle schoonheid als Herkules zich voor de gasten vertoont....

    Met al de gevolgen van dien — en met eene blijde ontknooping in het derde bedrijf, waarbij vier minnende paartjes op het tooneel staan: van seniores en juniores der familie Hagedoorn.

    De klucht geeft aan Isidore Zwaaf gelegenheid, van zijn groote fantazie als komiek de bewijzen te leveren. Vanaf de tweede helft van het eerste bedrijf is Zwaaf niet meer van het tooneel, en wat hij den geheelen avond aan humor en grappen fantazeert, grenst aan het wonderbaarlijke. Heel den avond houdt hij het publiek bezig, brengt hij ze in een voortdurenden schaterlach. En zijn humor is van de goede soort, zooals trouwens van een beschaafd artiest als hij niet anders te verwachten is. Z w a a f is de Excellentie, en hij draagt het werk, den geheelen avond lang.

    Ook aan Jan Grootveld komt een groot deel van het succes toe. Hij is een beschaafd artiest, fijn typeur, goed acteur, goed zanger en beweegt zich elegant, wat vooral in de ensembles en in de dansen tot uiting komt. Grootveld danst uitnemend — en ook Zwaaf toont zich een goed danser (o. a. met Bertha Verzwijfer). Ik zou echter groot ongelijk doen aan de dames Emmy Arbous en Verzwijfer, indien ik niet van haar gewaagde, dat zij door haar guitig spel, haar muzikalen zang, haar elegante dansen en haar schitterende kostuums (Emmy Arbous is „une vraie Parisienne" in haar ultra-modieuse avondkleedij) zéér veel bijdragen tot het uitnemende geheel waarvan zij het bekoorlijke milieu vormen.

    Ruth Arden en Max Dekker zingen muzikaal, spelen houterig; M e e r m a n s maakt weer een type, Alexanders maakt er zelfs drie en Theo van Vliet doet artistiek als de verliefde professor.

    Bij dit kluchtig gewirwar van verwarringen heeft Max G a b r i ë 1 vlotte muziek geschreven, die telkens op het goede oogenblik den dialoog aanvult met zang en dans. Er is een geestig marschlied in en een sleepende wals, een trio met refrein en opgewekte koren, — en Jozef Kollenberger brengt ze met zijn goed geschoold orkest tot hun recht.

    Zoo is deze voorstelling een aangename afwisseling in deze ernstige dagen van ekonomische verwarringen,.... een vroolijke lach na vermoeienden arbeid, die eiken zaken-Amsterdammer goed zal doen !

    N. H. W.