Caecilia; algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland jrg 55, 1898, no 7, 01-04-1898
51)
kerkzangkoren, de verzen van den zang. Ook dat laat hopen op den verbeterden voortgang der menschenfamilie. Zelfs zijn er, die hopen zooals in Rossini's Speranza. Rome, 18 Maart 1898. H. J. Biegelaar.
Opera- en Concertberichten.
'S-GRAVENHAGE.
De heer Mengelberg, die zich op het achtste Diligentiaconcert o. a. in het Pianoconcert in Es van Liszt zou laten hooren, was door ongesteldheid verhinderd zijn medewerking te verleenen. Moge dit voor velen een teleurstelling geweest zijn, een groote vergoeding daarvoor werd geboden door het optreden van den heer Karei Oberstadt, wiens spel, blijkens het herhaald en hartelijk applaus, zeer door de aanwezigen gewaardeerd werd. De beer Oberstadt vertolkte het Pianoconcert in d van Rubinstein, hetzelfde, dat ik een drietal jaren geleden yan hem hoorde op een Toekomst-concert. Het scheen mij toe, dat de voordracht van den pianist reeds veel aan rust gewonnen had en gepolijster was dan toenmaals. Daardoor verscheen het concert ditmaal dan ook in veel gunstiger licht, waartoe de uitnemende begeleiding van het Amsterdamsche orkest zeker het hare bijdroeg. Ook voor de wedergave van de Nocturne in Des van Chopin en Liszt's 12de Rhapsodie viel den pianist te recht warme bijval ten deel, waardoor hij zich tot een toegift genoopt zag.
Niet zulk een gunstigen indruk maakte mevr. Elise Kutscherra-de Nijs (uit Brussel), de tweede soliste van den avond. Hoewel haar stem voor de groote zaal van het Gebouw krachtig genoeg was, klonk deze niet zeer sympathiek, terwijl het vibreeren, waaraan de zangeres zich schuldig maakte, weinig in staat was den indruk te verhoogen. Het schalksche liedje Niemand hafs gesehn van Löwe had daaronder het minst te lijden en voldeed dan ook beter dan de Aria (van Agathe) uit de Freischütz, Quand je dors van Liszt en Schubert's Litaney.
Het orkest speelde behalve Schumann's Symphonie in d (die zeer veel bijval vond) nog van Smetana Aus Böhmen's Hain und Flur. De volksliedachtige thema's en de van dezen componist bijna niet anders te verwachten fraaie instrumentatie deden ook dit werk een gunstig onthaal vinden.
Haagsch Mannenkoor gaf 20 Maart een uitvoering, waarop o. a. De Grenzen van Rich. Hol, „Denk aan mij" van De la Fuente, La Retraite van De Rille, La Grande Route van Gevaert en De Iersche uitwijkelingen eveneens van Gevaert werden ten gehoore gebracht. Met het koor van Hol behaalde de Vereeniging verleden najaar te Amsterdam den derden prijs in de tweede afdeeling, terwijl het meerendeel der overige hierboven genoemde koren op verzoek op het programma was geplaatst. Hieruit volgt reeds als vanzelf, dat de verschillende werken er vast in zaten. De uitvoering ervan liet aan zekerheid dan ook niets te wenschen over en gaf verder alle reden tot tevredenheid door zuiverheid en goede nuanceering. Alleen de ff's deden minder aangenaam aan; hierin trachtte het koor de numerieke minderheid door sterke stemuitzetting te doen vergeten, wat natuurlijk slechts ten koste van fraaien klank geschiedde.
Een lid der vereeniging, de heer Piller, bracht eenige pianostukken (Capriccio van Mendelssohn, Rondo bril-
lant van Weber) ten gehoore, terwijl het orkest door het uitvoeren van eenige licht bevattelijke nummers verder voor afwisseling zorgde.
In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen woonde ik 22 Maart eene soiree artistique bij, die zeer bezocht was en waarvan het muzikale gedeelte de hoofdschotel vormde. Ter opening speelde het orkest van Kriens (uit Haarlem), onder leiding van den heer Spoel, Beethoven's Egmont-on\ertme, en daarin zoowel als later bij het accompagnement deed dit orkest zich door gelijkheid, zuiverheid en fraaien klank van een zeer gunstige zijde kennen. Jammer genoeg ging door het na het bepaalde uur binnenkomen van een groot deel der bezoekers veel verloren van den indruk van dit werk zoowel als van het daaropvolgend Cello-concert van Saint-Saëns, door den heer Bart. Wirtz voorgedragen. Evenwel kon men uit het gehoorde genoegzaam bespeuren, dat genoemde solist reeds over een goed ontwikkelde techniek en fraaien toon beschikt. In de later gespeelde stukken (Kol Nidrei van Max Bruch en Arlequin van Popper) kwamen zijn verdiensten nog beter tot haar recht.
Mevr. Oldenboom-Lütkemann schonk veel voldoening met liederen van Schumann, Grieg, Massenet en Bernard Zweers. Later zong zij nog met den heer D. P. het duo uit Haydn's „Schöpfung": Holde Gattin.
De gemengde zangvereeniging Melosophia deed zich hooren in Schön Ellen van Bruch en in Vendredi Saint van Gounod. Beide werken hoorde ik reeds vroeger van deze vereeniging, doch toenmaals met pianobegeleiding; thans met begeleiding van orkest maakten zij natuurlijk een nog veel beteren indruk dan vroeger. De heer Spoel, die bij al het opgesomde den dirigeerstaf zwaaide, kweet zich verdienstelijk van zijn taak. Als niet tot het muzikale gedeelte behoorend, ga ik met stilzwijgen voorbij de opvoering van „Un caprice" (comédie en un acte van Alfred de Musset), ook al omdat het mij trots alle inspanning slechts nu en dan gelukte een enkelen zin te snappen. Niet onvermeld wil ik echter laten de uitvoering van een Quadrille des Lanciers en Menuet de la Reine (1653) in costuum Louis XIV door een 32-tal leerlingen van den heer Doeleman. Voor hen, die nog nimmer met zoo iets kennis maakten, was het niet onbelangwekkend eens te zien, wat in werkelijkheid de dans was, die langen tijd een onmisbaar deel van de Sonate en der Symphonie geweest is.
AMSTERDAM.
In den stadsschouwburg had op Donderdag 17 Maart jl. het 121ste groot instrumentaal concert der maatschappij „Caecilia" plaats, onder leiding van den heer W. Mengelberg. Het programma bestond uit de navolgende werken : 1. Voorspel van het Bühnenweihfestspiel Parsifal; 2. „La Reine Mab ou la fee des songes" uit Romeo et Juliette van Berlioz; 3. Don Juan, „symphonische Dichtung" van Bichard Strauss; 4 Eroïca-symphonie van Beethoven.
Het was een zeer goed geslaagd concert, waarmede weer eens voor de zooveelste maal bewezen werd, welke uitstekende muzikale krachten hier zijn bijeen te brengen en welk een machtigen indruk een orkest kan uitoefenen, waarvan het strijkkwartet zoo talrijk is samengesteld. Zooals het hier op het ondermaansche altijd gaat, gelukte het eene beter dan het andere. Voor m ij n gevoel stond de uitvoering van het scherzo „La fée Mab" en van de „symphonische Dichtung" het hoogst; ik vond haar beter dan die van do Eroïca symphonie en van het voorspel Parsifal.