De maasgouw; Limburg’s Jaarboek voor Geschiedenis, Taal en Kunst jrg 53, 1933 (48), no 3
26 —
zwager Overste Locart, eigenaar van Goedenraedt, alsmede door J. G. de Rougemont en W. Veucht. (Zie Heerlijkheid Wittem pak Y. Rijksarch. Maastr.) Hieruit blijkt ook dat „kolonel Lonchaerts" een betere schrijfwijze is dan Couckaert.
1680. 20 Dec. door Adriaan de Witte, schepen van Aken voor de weduwe van kolonel Lonchaerts.
1691. Na den dood van de Beyens, raadsheer van de Rekenkamer, door dezes kinderen Ignatius en Aldegond de Beyens. 6)
1756. releveert die goederen, voor het Oostenrijksch Leenhof te St. Pieter, baron Ferdinand Geyer van Schweppenburg.
1774. 16 April baron Rudolf Geyer van Schw.
Volgens Wittem Leenregister 1691—1787, Wittem Leenregister 1748—1769 en Wittem Gichtregister 1747— 1777 (fol. 80), alle drie in het Rijksarch. Maastricht kunnen wij nog eenige aanvullingen geven. Goedenraad in 1777 was „schön erbaut, mit weyeren und alleën versehen, die Busschen auch mit vielen reiffen Geholz bewachsen", doch er lagen zware lasten op. Jan Frans Brammerts had aan Rudolf Geyer 3000 Rijksd. geleend, waarmede deze de op Slenaken staande kapitalen wilde aflossen. Geyer stelde voor de richtige aflossing der geleende 3000 Rijksd. Goedenraad en Vogelsang als pand. Ook het Montaner-gymnasium te Keulen had op Geyer een vordering van 3120 Rijksd. plus den interest vanaf 26 April 1775. Het vraagt daarom een commer (beslag) op de twee genoemde goederen, welke commer driemaal door Nyssen aan Geyer wordt aangekondigd. In gevolge dier geldelijke crisis worden 19 Nov. 1781 genoemde bezittingen ten overstaan van Notaris Fedder verkocht aan Egidius Leonard,vryheer van Thimus, wtlke akte daarna daags door het Wittemsch Leen- en landgericht wordt geregistreerd. 7)
1782. 18 Juni wordt von Thimus met die twee goederen beleend door den Wittemschen leenstadhouder Nic. Schillings en de leenmannen Adolf Merkelbach en Renier Schwanen.
Wij willen hier nog eenige bijzonderheden laten volgen. In 1365 wordt het kasteel van Eys (Goedenraedt?) ingenomen en verwoest (Meyer Aachensche Geschichten). Kasteelheer was Dirk van Eys de jongere (zoon van Dirk Scheifken van den Guedenrode, dien wij bij 1343 aanteekenden ?)
De eerste bewoners en bezitters van Goedenrade behoorden tot het ook in Rimburg bekende geslacht Mulrepas (Molrebeis, Molrepesch). In 1369 komt voor:
Molverpesce van Goderode. 8) In 1375 woonde er een Moelrepas. 9) In 1390 treffen wij daar aan: Cloes Molrepesch en Reynarts Molrepesch gebrüder von den Guyenrade. 10) Deze laatste betaalde in 1397 aan Nieuwburg (Gulpen) penningsgeld vanwege den hof Rosendale bij Pijpsacken (Pesaken-Gulpen) 11). Gloes van den Gudenrode komt in het midden der 15e eeuw voor met Henrich van Gudenrode in het cijnsboek van Herman, voogd te Eys. 12) Een Hendrik vanden Guedenrode (dezelfde?) ontvangt in 1474 van zijne moeder Catharina van Rosendale (zie boven) het vruchtgebruik van den hof Lanserode. (Landsraad onder Gulpen).
Als wij later de van Breyel's op Goedenrade vinden, hoeven wij nog niet aan een ander geslacht te denken. Immers in 1460 treffen wij aan een Wijnand van Moelenbach, genannt van Breijlen en weer in 1520 denzelfden naam. 13) Ook schijnen de Mulrepas zich van Houve, van Hoeff, van den Hove genoemd te hebben. (Zie boven: leenverheffing 1622).
Voegen wij nog hierbij dat in 1539 Johan van Strythagen, heer en erfvoogd tot Eys, met zijn tweede vrouw Maria van Goir voor 340 goudguldens eene rente koopt van 17 gld. en daarvoor verpandt zijne van de heerlijkheid Eys leenroerige hoeven Goedenraidt en inden Vogelsanck.
Wittem. H. MOSMANS CssR.
1) Voor dit artikel gebruikten wij: Publications XXII 266; Slanghen Bijdragen Geschied, v. Limburg 103, 116; de in het Rijksarch. Maastr. berustende portefeuilles: Heerlijkheid Wittem, die wij citeeren: H. W. De in de Verslagen omtrent s Rijks oude archieven XXVII. 599 aangegeven archivalia over de toen in Dusseldorf berustende archivalia over de Herrschajt Eijs citeeren wij H. E. Deze archivalia thans in het Rijksarch. Maastricht, zullen wij dezelfde volgorde hebben als zij in Dusseldorf hadden. (Zie genoemde Verslagen).
2) H. W. pak C.
3) Habets Wijsdommen blz. 20.
4) Hij was Kurfürslicher Trierscher Jagermeister, werd in 1595 met G. beleend, leefde nog in 1643 en was gehuwd met Anna van Leyser. (Publications II 428).
5) H. E. Akten n. 46 fol. 11 v.
6) Habets in Publications l.c.
7) Egidius von Thimus was gehuwd met Anna von Strauch. Hun zoon Frans Jozef (gestorven op Goedenraad 10 Nov. 1818, maar te Aken begraven) was gehuwd met Maria Francisca van Lommesen, die 30 Aug. 1821 te Eys hertrouwt met Leon. Jos. Koch uit Aken.
8) H. E. Akten. nr. 20
9) Slanghen l.c.
10) Verslagen 's Rijks o. Archieven l.c.
11) Slanghen l.c.
12) H. E. Akten nr. 34 fol. 3 en 4. — Henrich komt voor in een akte van 1454.
13) H. E. Akten nr. 1. De Wynand uit 1520 was zoon van Wijnand, gehuwd met Jutte van Gronsveldt gen. Nievelsteyn, en had een broeder Joachym. (Publications, deel 42 blz. 30).