De naamlooze vennootschap; Maandblad voor den ondernemingsvorm en het bedrijfswezen in Nederland en Ned. Indië jrg 13, 1934/1935, no 3, 15-06-1934

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    83

    doch kan door den notaris, die een oprichtingsacte passeert ten aanzien van aan hem als soliede bekend staande personen, ook genoegen worden genomen met een verplichting tot storten.

    Mr. baron Speyart van Woerden, die in deze zaak requisitoir nam, voerde aan, dat een vennootschap een lichaam is met beperkte aansprakelijkheid waarbij de deelnemers, ook al waren deze de meest vermogende lieden, niet verder aansprakelijk zijn dan tot het bedrag hunner aandeelen, zoodat hun namen en vermogens slechts een beperkte rol spelen. De oprichting eener N.V. wordt ten onzent omgeven door een reeks waarborgen, neergelegd in een authentieke acte welker samenstelling aan een reeks voorschriften moet voldoen. Uit een zoodanige akte moet dus voor buitenstaanders de beperkte aansprakelijkheid blijken. Komende tot de gewraakte handelingen en meer speciaal tot het toekennen van 5 aandeelen aan elk der oprichters, betoogde de advocaatgeneraal dat de door verdachte gegeven voorstelling van zaken, die zouden wijizen op usance of op slordigheid, onaanvaardbaar is en dat het hem bekend was, dat de aandeelhouders niet van plan waren de in de acte genoemde bedragen te storten in de kas der N.V. zoodat de voorstelling, die buitenstaanders zich van de financieele standing van de N.V. moesten vormen, te eenen male onjuist was. Er bestond dus hier volgens de redactie van art. 277 Swb. mogelijkheid van nadeel en 't doet er niet toe of er inderdaad door iemand nadeel is geleden. Op de door hem ontwikkelde gronden requireerde spr. vernietiging van het vrijsprekend vonnis en veroordeeling van verdachte tot vier maanden gevangenisstraf.

    Mr. E. Belinfante betoogde, dat verdachte ontegenzeggelijk een fout, doch geen valschheid heeft begaan en verzocht het hof het vrijsprekend vonnis der rechtbank te bevestigen.

    Nadat de advocaat-generaal gedupliceerd en Mr. Belinfante gerepliceerd had, bepaalde het hof het arrest op 20 Juni a.s.

    De „Man en Vrouw"-Vennootschap.

    Op blz. 236 van den vorigen jaargang van dit maandblad, bespraken wij in een artikel „Kan een N. V. huwelijksche voorwaarden aantasten", het arrest van den H. R. van 11 Jan. 1933 B. i. B. No. 5351.

    Werd daarin meer op de fiscale zijde de aandacht gevestigd, in een artikel in het W. P. N. R. van 10 Maart j.1. wijdt Mr. I. van de Velde te Zeist een beschouwing aan dit arrest, waarin hij op het groote belang van dit arrest wijst voor het notariaat.

    Wij ontleenen daaraan het volgende:

    Over dit belangrijke arrest valt tenslotte nog het volgende op te merken:

    I. dat door den H. R. geldig wordt geacht de oprichting eener N. V. door man en vrouw met het doel, dat de vrouw voordeel zal trekken uit de door de N. V. verrichte handelingen. Speciaal kan dit van belang zijn, wanneer de echtgenooten zooveel mogelijk onbillijkheden wenschen op te heffen, welke door verkeerde huwelijksvoorwaarden zijn geschapen. Ik behoef hier slechts te denken aan het geval, dat (anders dan blijkbaar in de besproken procedure) de man voor de tweede maal gehuwd is, bij huwelijksvoorwaarden elke gemeenschap van goederen is uitgesloten en verzuimd is te bepalen, dat de zaken, waarvan de herkomst niet blijkt, door de echtgenooten bij helfte zullen worden verdeeld. Wordt immers in een zoodanig geval staande tweede huwelijk winst gemaakt, dan behoort bij overlijden van den man (wan¬

    neer de lex hac edictali in werking treedt) deze geheele winst tot de nalatenschap van den man, waarin de vrouw slechts voor een kindsportie (of 1j4) gerechtigd is, terwijl, ware voormeld verzuim niet begaan of waren de echtgenooten gehuwd geweest in algeheele gemeenschap, in gemeenschap van winst en verlies of van vruchten en inkomsten, de tweede echtgenoote had mogen worden bevoordeeld met haar erfportie èn met de halve winst (art. 240 B. W.). Aan echtgenooten, die in een dergelijken toestand verkeeren, heeft de H. R. nu een „tip" gegeven: Schenkingen zijn verboden, maar wijziging brengen in de onderlinge financieele verhouding, mits dit niet door schenking geschiedt, is geoorloofd. Geoorloofd zijn dus handelingen, welke niet geschieden ten koste van het vermogen van een der echtgenooten, in dit geval: geldleeningen door den man aan de vrouw met voormelde speculatie-bedoeling, en ook geldleeningen door den man aan de N. V. met dezelfde bedoeling.

    II. dat door den H. R. wegens den aard der cassatieprocedure in het midden kon worden gelaten, of geoorloofd is het doel om de vrouw te bevoordeelen door inbreng in de N. V. van geldsommen tegen lage rente en van vast goed tegen te lage waarde, aangezien door den Raad van Beroep feitelijk was beslist, dat dit doel niet bewezen was.

    Dat materieele schenking plaats vindt door uit liberaliteit renteloos of tegen te lage rente tegen langeren tijd te leenen of onroerend goed tegen te lage waarde in te brengen, zal weinig betwisting ondervinden. Eene zoodanige leening tusschen echtgenooten is nietig volgens art. 1715 B. W., dat niet alleen op de formeele schenkingen van art. 1703 B. W., doch op alle materieele schenkingen ziet. En eene zoodanige leening aan of een zoodanige inbreng in eene door de echtgenooten tezamen opgerichte N. V. is nietig volgens art. 1715 jo. 1718 en 958 B. W., daar de N. V. dienst doet als tusschenbeide komend persoon. Tenslotte moet het op zijn leven sluiten eener levensverzekering door den eenen echtgenoot herroepelijk ten behoeve van de „man en vrouw N. V." worden beschouwd als een zijdelingsche weg als bedoeld in art. 239 B. W., wanneer de verzekeringnemer voor de tweede maal gehuwd is.

    Oprichting eener N. V. met het doel nietige schenkingen onder verdichten titel of langs zijdelingschen weg mogelijk te maken is natuurlijk in strijd met de wet en de openbare orde.

    III. dat in cassatie niet de kwestie van de schending der bepalingen omtrent de legitieme portie is aangeroerd. M,.i. terecht, daar een beroep op schending der legitieme alleen toekomt aan legitimarissen (en dan eerst na het overlijden van den schenker of maker), niet aan den Fiscus, die zich slechts op art. 1715 B. W., dat absolute nietigheid bepaalt, kan beroepen.

    ERRATA.

    Regresrecht tusschen aandeelhouders.

    Op blz. 50 van de vorige aflevering van dit maandblad is bij het arrest van den fioogen Raad over het Regresrecht tusschen aandeelhouders abusievelijk niet vermeld de datum van het arrest n.1. 19 Januari 1933 N. J. 1933 blz. 1757 W. no. 12578.