8 FEBRUARI 1932
459
VAN VROEGER EN THANS
tmniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 1 11 1 11111111111111111111111111 mini 1 nmin 1 imi»
'N INTERESSANTE ENQUÊTE OVER 'T SPELPEIL DE MEENINGENIVAN PROMINENTE FIGUREN
Korfbal is één der takken van sport, die zich vooral in de laatste jaren in een bijzondere populariteit mogen verheugen. Het aantal beoefenaars bevindt zich dan ook voortdurend in stijgende lijn.
Hoe staat het echter met het spelpeil ? Is er vóór- of achteruitgang te bespeuren in vergelijking met vroeger '? Heeft het spelsysteem verandering ondergaan? Het zijn alle vragen, die men maar niet zoo zonder meer kan beantwoorden.
In verband hiermede leek het ons bijzonder interessant daaromtrent eens de meening te vragen van tal van bekende personen uit de korfbalwereld als N. Broekhuysen, K. J. Heyboer, H. Krijn, S. A. Wilson, G. de Mey, Ir. J. P. Mazure, mr. H. W. Vliegen, G. Francois, Ir. A. J. de Wilde, Fr. Wils, V. Vereecken, K. Roggen, mevr. W. J. Versluis 't Hart, mevr. D. van Dijk Vijfwinkel, e.a.
Wij stellen ons voor het resultaat van deze enquête wekelijks in „D e Revue" te publiceeren. In dit nummer beginnen wij met de meeningen van mevr. Versluis 't Hart (honneur aux dames!) en G. de Mey.
Het nieuwste systeem.
Mevr. W. J. Versluis, die in de laatste jaren voor D.T.V. uitkomt, doch daarvoor reeds tal van jaren voor Deetos heeft gespeeld, is van opinie, dat het spelpeil van korfbal niet vooruitgaande is. „Wanneer men de eerste klasse wedstrijden van 10-12 jaar geleden vergelijkt met de tegenwoordige, dan moet men bekennen, dat de laatste van minder gehalte zijn. Korfbal is in de eerste plaats een spel van vlugheid, behendigheid, tactiek en uithoudingsvermogen en niet in hoofdzaak van kracht, zooals thans.
Vooral het verdedigingsspel is er niet soepeler op geworden. Men kent Zelfs twee „systemen", het „dekken" en het „afdekken". Dit laatste is het nieuwste en werkelijk zoo afdoend, dat er van het spel van de(n) aanvaller(ster) niet veel meer overblijft. De verdediging is zwaarder, straffer dan vroeger en misschien is het wel daaraan te wijten, dat het aanvalsspel er niet mooier op geworden is. Men mist een zekere bewegingsvrijheid, die er vroeger wel was, gaat daardoor slordiger en langzamer spelen. Aanvallen, waarbij de bal minuten lang gespeeld wordt zonder den grond te raken, waarbij in het vlugge doorspelen een climax bereikt wordt en werkelijk alle vier aanvalsspelers in het spel betrokken worden, komen weinig meer voor. Volgens mij is dit hoofdzakelijk te wijten aan het harder verdedigen. Toen verleden jaar D.T.V. het landskampioenschap behaalde, gingen mijn gedachten terug naar het
kampioenschap van Nederland, in 1922 door Deetos behaald, en naar het spelpeil van beide jaren. De vergelijking der spelkwaliteit viel ongunstig uit voor de laatste landskampioen.
Ook zou ik nog steeds geen ploeg kunnen aanwijzen, die beter speelt dan een Fluks en een Vitesse in hun gloriejaren en een Deetos, D.E.V. of D.T.V. ten tijde van de z.g. „Meesterklasse". Heel vaak wil men de schuld in de schoenen schuiven van den scheidsrechter, zeggende: „dat hij het toch
Jmevr.'w. versltjis-'t hakt "J7«J
niet ziet" en zoo meer, maar m.i. moet het van de speelsters en spelers zélf uitgaan. Men moet goed, eerlijk en zuiver willen spelen, er alles voor over nebben en zich volkomen kunnen beheerschen. Het is waarlijk geen schande een door tactisch samenspel gemaakt doelpunt door te laten."
Weinig spelers van superklasse.
De aanvoerder van het Nederlandsch Twaalftal, de bekende Deetos-speler G. d e' M e y is van opinie, dat het spelpeil niet vooruit gegaan is. Is het spelpeil dan achteruit gegaan? In hoofdzaak: ja.
„Waarom in hoofdzaak? Wel, het speloeil gaat omhoog of omlaag met de qualiteiten der spelers en speelsters. Naar ik vertrouw, zal men toch met deze stelling wel meegaan. Naar mijn gevoelen zijn er in de tegenwoordige competities minder uitblinkende spelers dan een jaar of tien terug. De term „uitblinkende spelers" mag echter niet als de meest juiste aangemerkt worden; immers, in het land der blinden is éénoog koning. Waarmee we hier maar willen zeggen, dat in een wedstrijd 24 „prutsspelers" en -speelsters kunnen rondhuppelen, waarbij toch enkelen uitblinken^boven" de rest.^HefJware daarom beter te schrijven, dateer te weinig spelers en speelsters op onze
velden rondloopen, die tot de superklasse behooren. Menschen, die het spel in al de onderdeelen verstaan, die gevoel voor de positie van zichzelf, zoowel als van hun medespelers hebben, die ook in moeilijke positie vrijwel steeds weg met het leder weten, die niet alleen goed zijn in één der drie vakken; die vooral „sjoege" hebben van 't mooiste deel van het spel, 't aanvallen.
Vroeger meer „keien".
Zeker, er zijn ook nu nog wel eenige dezer allereerste krachten aan te wijzen, maar toch naar mijn smaak geen tien in het geheele land.
Naar verhouding van het aantal ploegen waren er vroeger meer van die „keien" en bovenal was het aantal zwakkelingen, van die werkelijk zwakke broeders, waarvoor hun medespelers zooveel moeten bijwerken, in een eerste klas twaalftal minder.
De oorzaak ligt voor het grijpen. Naar mijn stellige overtuiging wordt dit veroorzaakt doordat men tegenwoordig niet zoo veel oefent en over heeft voor zijn spel en team. Men zoekt zooveel verschillende vermaken en bewandelt zooveel verschillende paden der liefhebberij, dat men niet voldoende aandacht aan een enkele richting kan besteden. Ik zou ook kunnen zeggen, men specialiseert zich niet voldoende meer. Gebrek aan een voldoende mate van techniek is dan ook in eiken wedstrijd te constateeren. En weer tengevolge hiervan gaat men zoeken naar een andere manier om tot het winnen der wedstrijdpunten te geraken, dan door meer doelen te fabriceeren dan de tegenpartij. Men zoekt het in de tegenovergestelde richting. Men tracht minder doelen tegen zich te laten maken dan de tegenstanders. Het voor de hand liggende middel, waardoor het spel al heel gauw „zwaarder", dus minder sierlijk en slechter wordt.
Aan deze kwaal lijden we reeds jaren en een heel enkele prima gespeelde wedstrijd vermocht niet mijn meening ten dezen te veranderen. Hopen we, dat spoedig (misschien gedwongen door gebrek aan financiën in deze periode van laagconjunctuur, al zouden we het heel wat liever door andere oorzaken zien geschieden) méér lieden dan thans het geval is, uitbreiding geven aan het getal hunner oefeningen en niet vergeten de onderdeelen van het spel apart te leeren. Hun techniek en taktiek zal er wel bij varen, evenals ons spelpeil."
(Wordt vervolgd.)
g. de mey