Landbouwkundig tijdschrift; maandblad van het Nederlandsch Genootschap voor Landbouwwetenschap, jrg 36, 1924, 1924
dieren van honger sterven! Uit Groningen worden in deze „Schetsen” tal van cijfers genoemd, maar deze cijfers zelf en hun groepeering bewijzen, dat het toen daar gevolgde boekingssysteem het vraagstuk van den paardenarbeid niet tot oplossing kan brengen. Een andere moeilijkheid is, dat bij de bestudeermg van dit geval, de meeste'gegevens uitgedrukt zijn in geldswaarden. Maar thans gevoelt men, dat de getallen vroeger een andere beteekenis hadden dan thans. De waarde \an den gulden en van alle andere munten is veranderd en de verhouding van de onderdeden der paardenrekening is hierdoor eveneens veranderd. Toen ik nu eenige werken geleden ontving het Decembernummer van „The New Zealand Journal of Agriculture en daarin aantrof een belangrijk artikel over „The six-horse team unit”, waarin opnieuw gepoogd werd de oplossing van het vraagstuk uitte drukken in ponden sterling, werd ik aan ’t denken gezet overeen andere wijze van uitdrukken,-waaraan meer praktische waarde is toe te kennen. Ineen uithoek als Kota Radja mist men vanzelf vrijwel iedere gelegenheid tot het raadplegen van literatuur, ik ben me er dan ook volkomen van bewust, dat ik hier m dit artikeltje de oplossing van de kwestie niet geven zal. ik beschi over slechts zeer gering cijfermateriaal en daarom is ook aan de cijfers waartoe ik kom. slechts zeer geringe waarde toe te kennen. , , ~ ... , Mijn bedoeling hiermede is dan ook alleen over dit punt eens een discussie te krijgen, waarbij anderen in meer gunstige positie dan ik verkeerende, met nieuwe, goede en vele cijfers voor den dag zullen komen. De uitgaven aan het houden van paarden verbonden, zijn gesplitst inde volgende hoofden: voeding, arbeid (verpleging), stalling, tuig, beslag, afschrijving, diversen, rente. i. Voederkosten. Voor Nederland beschik ik alleen over de genoemde gegevens van Flak ke e. Hiervan wordt gemeld, dat voor twee span, dus vier paarden noodig zijn: 120 H.L. haver, 8000 K G. stroo, 5 gemeten roode klaver, toooo K.G. mangels en vier gemeten weide. Per paard worden deze hoeveelheden dus; 30 H.L. haver, 2000 K.G. stroo, 1% gemet roode klaver, 2500 K.G. mangels en 1 gemet weide. Nu heb ik verder gerekend met gemiddelde opbrengstcijfers voor deze kleigronden n.l. 60 H.L. haver van 45 K.G., s°°° K.G. hooi zoowel van de roode klaver als de hooiwaarde van het weiland per H.A., en 50000 K.G. mangels per H.A. Het jaarrantsoen per paard komt dan op: 1350 K.G. haver, 2500 K.G. klaverhooi, 2000 K.G. weidehooi en 2500 K.G. mangels. Dit omgerekend volgens de gemiddelde Kellnersche tabellen levert een dagrantsoen bij een levend gewicht van 500 K.G. van: 14.7 Droge stof; 0.87 Eiwit en 6.6 Zetmeelwaarde; wat
266