Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1891, 01-01-1891

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    den winterslaap en de vegetatie-periode der planten is voor de beöordeeling van klimaatveranderingen van groot gewicht, maar men stuit bij de berichten uit de oudheid daarover op allerlei zwarigheden, met name op de tijdrekening. Voor den wijnstok en olijfboom vallen de oogsttijden van tegenwoordig samen met die der oudheid. Ook uit de verbreiding van sommige diersoorten vroeger en thans mag men niet te spoedig besluiten trekken. De kameel is eerst ten tijde der Romeinen over NoordAfrika en de oasen der groote woestijn verbreid en heeft veelal het rund verdrongen; toch bestaat de mogelijkheid dat het Verdwijnen van het rund niet veroorzaakt werd door verandering van het klimaat, maar doordat de bewoners van Noord-Afrika de waarde van den kameel, met het oog op de gesteldheid hunner woonplaats, hooger begonnen te stellen dan die van het rund. Uit de gesteldheid der zoutmeren in Noord-Afrika, met name die in het regentschap Tunis, zooals zij in de oudheid geweest moet zijn, is hoogstwaarschijnlijk af te leiden dat de neerslag daar toenmaals niet van meer belang is geweest dan tegenwoordig. Alles bijeengenomen is Partsch van meening dat latere onderzoekingen nog wel meer licht zullen verspreiden, maar de uitslag daarvan zal, naar hij vermoedt, wel deze zijn dat er geen verandering van eenige beteekenis zal zijn aan te toonen. Reeds nu dringt zich — aldus besluit hij — onweerstaanbaar de indruk op:

    In het leven der aarde zijn duizend jaren slechts als één dag.

    Brückner heeft meer het oog gehad op periodieke veranderingen die met korte tusschenpoozen terugkeeren. Hij werd door hydrographische onderzoekingen bekend met eigenaardige schommelingen in den waterstand der Oostzee, der Kaspische- en der Zwarte zee, welker rhythmus eene zekere overeenkomst heeft met dien van den voortgang en het teruggaan der gletschers. Die veranderingen werden door hem in verband gebracht inet den aanvoer van water door de rivieren en deze weder met den regenval. Zoo kwam hij tot het onderzoek van dezen laatste door vergelijking der waarnemingen van meteorologische en hydrographische stations over de geheele aarde, en op grond daarvan tot de constructie van graphische voorstellingen, waarin de saeculaire veranderingen van den regenval zijn weergegeven. Daaruit blijkt dat nagenoeg alle landen der aarde gelijktijdig eene periode van veel regen en gelijktijdig eene van weinig regen hebben. In den loop dezer eeuw vallen de jaren met veel regen omstreeks 1815, *850 en 1880, die met weinig regen omstreeks 1830 en 1860. Die periodes zijn niet overal volkomen gelijktijdig en er zijn ook uitzonderingen op den regel, maar in hoofdzaak is de stelling