Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1898, 01-01-1898

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

king in Maleiers en Battaks heeft aangenomen. De laatsten, door Hamy Indonesiërs, door Hagen „Urmaleien" genoemd, zijn afkomstig van het Maleische schiereiland en hebben zich over al de eilanden van Insulinde en waarschijnlijk ook over die van Polynesië verspreid. Vervolgens hebben zooveel vermengingen plaats gevonden, dat er maar zeer weinig Indonesische overblijfselen bestaan, die zuiver kunnen genoemd worden, zooals de Dajaks op Borneo.

De Indonesiërs zijn dolichocephalen en de Maleiers brachycephalen of hyperbrachycephalen. Dat wordt met een aantal van elders bekende cijfers aangetoond (o. a. uit de onderzoekingen van ten Kate, Swaving, Hagen, Lubbers, Ranke, A. B, Meyer, Kuckenthal, Weisbach, Modigliani, Lapicque, Anderson en anderen).

In een aanteekening maakt de schrijver de zeer juiste opmerking, dat de vermenging met Europeanen en Chineezen niet het groote belang heeft voor de inlandsche bevolking, dat daaraan wel eens is toegeschreven. Immers al trouwen Chineezen met inlandsche vrouwen en al namen (en nemen nog wel) Europeanen inlandsche vrouwen als concubines, beiden erkennen in den regel de kinderen uit die verhouding ontsproten , terwijl die maar zelden bij de moeder verblijven. Zoo ontstaan babas van Chineesche en sinjos van Europeesche afkomst, die dan onder Chineezen en Europeanen, maar niet onder inlanders tellen. Referent heeft in het eerste deel van zijn boek: De geneesheer in Nederlandsch Indie, in 1882 er reeds op gewezen welken storenden invloed die erkenning heeft op de anthropologische en medische studiën omtrent Europeanen en Chineezen in Ned. Indie (o. a. blz. 102, ie druk) en had later meermalen gelegenheid daarop de aandacht te vestigen.

Kohlbrugge's onderzoekingen der litteratuur over de Kalangs, die algemeen onder de Indonesiërs worden gerekend, brengen hem tot het besluit, dat dit volk het zuiden en het midden van Java bewoonde als oorspronkelijke bevolking van dat eiland, maar dat zij door de Maleiers, die er zich vestigden verdrongen zijn en dat sedert 1808 geen goed bepaalde sporen van hen meer te vinden zijn, omdat zij onder de overige bevolking zijn verspreid. Alleen hun naam en hunne overleveringen bestaan nog, maar ook de meest ontwikkelde inlanders kunnen geene individuen meer aanwijzen.

De vraag echter of zij Indonesiërs waren is niet volkomen beantwoord, maar er zijn op Java nog verspreide stammen, die in de bergen leven, Bouddhisten of heidenen gebleven zijn en die zich van de overige Javanen en Soendaneezen onderscheiden door den index cephalicus, die kleiner is. Zoo beschreef Jacobs de Badoejs uit Bantam, welke volkstam ook een grootere lichaamslengte bezit. Verder vindt inen nog voorbeelden daarvan