Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1896, 01-01-1896

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    met het geven van raad bij het aanleggen van kleine ontginningen door particulieren („Private Plantager") en met het zoeken naar mergel. Op een paar plaatsen, bij Grindsted en bij Sunds, zijn door haar toedoen zeer belangrijke afzettingen dezer zoo nuttige grondsoort ontdekt, zoodat voor het vervoer daarvan zelfs kleine spoor- (of liever tram-) lijntjes zijn aangelegd, het eene ter lengte van 20 K. M., het andere van 15 K. M.

    Daar de directeur, de heer Borch, afwezig was, werd besloten ook nog aan hem een bezoek te brengen te Naestved op het eiland Seeland.

    Zondag 11 Augustus werd de overtocht over de Samsöe-Belt aanvaard van Aarhuus naar Kallundborg, en de reis onmiddellijk voortgezet naar Roskilde, waar een gedwongen oponthoud van eenige uren de gelegenheid schonk het doode stadje van naderbij te beschouwen, dat buiten de kolossale hoofdkerk eigenlijk niets bijzonders aanbiedt. Hier gaan de drie hoofdwegen, die van Kopenhagen uitstralen, uiteen: i° Kopenhagen— Kallundborg—Aarhuus—noord Jutland, 2° Kopenhagen—Nyborg—Fredericia—Jutland en Fredericia—Sleeswijk—Hamburg en 3° Kopenhagen— Gjedser—Warnemtlnde—Rostock—Berlijn. Des avonds kwamen wij zoo in Naestved aan, een welvarend landstadje, in het zuiden van Seeland, en ontvingen daar den volgenden morgen het bezoek van den heer Borch, die ons eveneens inlichtingen gaf omtrent den werkkring der Heidemaatschappij. Van de vindplaatsen van mergel, vooral in de heuvelachtige streken, niet in de zandvlakten voorkomende, worden geene eigenlijke kaarten (ook niet in manuscript) gemaakt, doch wel aanteekeningen op de stafkaarten der schaal 1 : 20000, voor zooverre het zichtbare gaten zijn (geene boringen), tevens omtrent de diepte, dikte en de horizontale uitbreiding. Twee mergelzoekers zijn daarmede voortdurend bezig en boren tot 10 voet diepte (3,1 M.). Het kalkgehalte is zeer ongelijk en wisselt af van 50 tot 8°/0, is de voorhandene hoeveelheid zeer groot en het kalkgehalte minstens 3o°/0, dan kan tot den aanleg van een spoorwegje besloten worden.

    Denzelfden dag werd de reis per spoorweg voortgezet tot Vordingborg, per groote veerboot, die ook een paar spoorwegwagens medenam, over den „Masnjed-Sund" naar het eiland Falster en weder per spoorweg naar het eindstation Gjedser. Ook hier was het landschap steeds hetzelfde, behoudens eenige groote vlakten Alluvium aan de zeekust. Van Gjedser, aan de zuidspits „Gjedser-Odde", ging de reis verder in eene uitstekend ingerichte veerboot naar Warnemünde. Dit plaatsje vertoont, van zee uit gezien, slechts eenige weinige nieuwerwetsche gebouwen, want de over-