De groene Amsterdammer; weekblad voor Nederland, jrg 83, 1959, no. 4, 24-01-1959
Muzikale klanken uit Mexico
TTOOR d« geïnteresseerds tourist, doch p V ook voor de doorgewinterde navorser, is en blijft Mexico steeds vol verrassingen sti •n doet dit wonderlijke land altijd enigszins sc surrealistisch of absurd aan. Je rijdt door' be •en van die ontzaglijke woestijnen van ve Noord Mexico, al uren heb je geen mense- to lijk wezen gezien en dan staat daar opeens de te midden van niets een ballonnenkoopman de met een honderdtal kleurige balonnetjes, of en •en man met Twintig sombreros op zijn pe hoofd, een ambulante hoedenkoopman na- ik tuurlijk, maar hij staat daar toch maar, ni Diep in de nacht bereik je een klein dorpje, in je hoort verschrikkelijk geknal en vreest ee al dat je op bandieten gestuit bent, en dan sc vliegen er opeens vurige Hitlers, judassen, m Nixons en Chroestsjoffen om je heen de lucht in. ki Dit zijn nog maar de eerste indrukken dc van de doorsnee tourist. Verder van de oj grote weg af en diep in de Mexicaanse bin- M nenlanden ontmoet de navorser of avontu- w lier telkens weer nieuwe verrassingen en de absurditeiten. In de bergen van Chihuahua st ziet hij Tarahumara Indianen, die harder kl lopen dan hun paarden en die als ze haast gi hebben te voet gaan, doch anders -te paard gi of met de bus of het treintje. Hij ziet er m ook Indianen die thuis het gewone Ame- zf rikaanse werkmanskostuum dragen, soms ri met een lendendoek er overheen, doch die D hun broek thuis laten wanneer ze op te reis gaan naar de wereld der blanken, waar ee ze met zo’n broek aan natuurlijk onmiddel- ki lijk de indruk zouden vestigen van op zijn ik minst een goudader ontdekt te hebben, met sj als gevolg beroving en dood. Je bereikt na D een dagenlange tocht hongerig en uitgeput d< een Indiaanse nederzetting, waar toch al haast geen voedsel is, maar nu helemaal <J( niet, want al het voedsel is aan de doden lr geofferd, het is de Dag der Doden. Eigen- Z( lijk kan je niet anders verwachten in een land als Mexico, dat een enorm conglome- v raat van rassen en cultuurlagen is, waar k nu nog meer dan vijftig verschillende talen gesproken worden en waar alleen in de steden een Europese boventoon klinkt. d' Mocht je door je beroep, ambitie of hob- ” by gedwongen worden om in de Mexicaanse binnenlanden contact te zoeken met de Indianen of een tijdlang met hen leven, dan dagen er pas werkelijk absurditeiten óp en rijzen er moeilijkheden en komplicaties, die je doen wensen maar weer op de grote h vaart te gaan of een melkwijk te nemen. r. Zo vergaat het de jonge arts die gestatio- ' neerd is in een indianendorp en daar moet B toezien hoe de locale medicijnman onder het zingen van magische liederen en in vol or- lf naat zijn zieke een penicilline-prik geeft. c Zo vergaat het de getaande ontdekkingsrei- z ziger die een dorp van Mije-Indianen s in de Siërra Juarez niet mag verlaten voor ° hij alle inwoners van krop genezen heeft. P Zo vergaat het ook de jonge archeoloog die n tot groot vermaak van de Indianen ,,pop- n pen”' aan het zoeken is, afgodsbeeldjes, en die dan vriendelijk doch heel dringend door d de Raad der Ouden verzocht wordt om een ti der meisjes te trouwen of misschien twee, i: Erger nog vergaat het de folklorist en r muzieknavorser, die op zoek is naar volks- n poëzie en volksmuziek. Voorzien van een h uiterst klein subsidietje en een wagen hoog t: opgeladen met duur elektronisch spul ver- s laat hjj Mexico City, met het plan om bij 1, de Qaqui Indianen eens wat primitieve mu- g ziek op te nemen en wat Indiaanse ver- li tellingen en legenden voor het nageslacht J vast te leggen. e Na een tocht van een paar duizend kilo- 3 meter laat hij in Guaymas zijn auto en het n meeste van de elektronische spullen staan en gaat door op een muilezel; en wanneer t hij volkomen uitgeput het gebied bereikt g waar hij de verre echo van een Yaqui watertrommel verwacht, wordt hij feestelijk binnengehaald door een fanfare-orkest, dat j, op oude verroeste en hoogst valse instrumente een kwarttoons Willem Teil Ouverture eruit scheurt. Het feit dat deze mu- c ziek de pijl en boog tot thema heeft helpt r hem niet veel en hij gaat verder door de t gloeiende woestijn en ziet eindelijk kans om r wat vertellingen en legenden vast te leg- r gen, welke voor hem gereciteerd worden in f de Yaqui taal. Onze folklorist weet niet dat t de betreffende Indiaan lang in Los Angeles ( bij de Spoorwegen gewerkt heeft, en thuis t in het studeervertrek en met behulp van een j. tolk blijken de liederen en vertellingen tot thema te hebben.... een baseball-match en de Luchtslag om Londen.
IKZELF behoor tot het klein* groepje van p L lieden voor wie het opnemen en het be- g ituderen van Mexicaanse volksmuziek misichien als hobby of zonderling tijdverdrijf ; >egonnen, doch langzamerhand tot een le- ; 'enstaak uitgegroeid is. Op mijn zwerf- Q ochten door de woestijnen van het Noorien, de berglanden van Midden-Mexico en le jungles en moeraslanden van het Zuiden [ m van Yucatan heb ik heel wat keren jerplex gestaan. In een Otomie dorp trof k het gehele fanfare orkest in de gevangens aan wegens het onvoldoende repeteren, n Mitla in de Staat Oaxaca stuitte ik op >en paar jonge Zapoteek Indianen die geen schoeisel hadden, doch juist een enorm dure narimba hadden gekocht. In een holle boomstam, voorzien van een trachtige buitenboordmotor, voeren we als ioor een kanon geschoten de Coatzocoalcos >p naar het eiland waar Cortes’ maitresse Malinche geboren is en daar hoorden ve een gitaarkwartet spelen door Opa, valer en twee kleinkinderen. Opa had de instrumenten gemaakt met zijn kapmes, een ileintje voor de jongste van zeven, een grotere voor het broertje van tien, een nog groter voor vader en een ontzaglijk instrument voor zichzelf. In een holle boomstam zónder motor kwam ik over de Papaloapanrivier aan in Tlacotalpan en daar hoorde ik Don Florentino spelen op zijn eigengemaakte diatonische harp, zoals ik nog nooit in een concertzaal gehoord heb. Drieduizend kilometer ten noordwesten echter hoorde ik in Apatzingan een andere Don Florentino spelen op de harp, waarbij het spel van Don Florentino de Eerste nog maar kinderspel was. Bovendien dansen in Don Florentino de Tweede’s dorp ook de paarden, tot zelfs ln die vurige en uitbundige zapateado staan ze hun mannetje; die dans waarbij je armen of voorpoten op de rug kruist, iedereen j verachtelijk aankijkt en een daverend hakken- of hoevenwerk ten beste geeft. Toen kwam kwam ik in gebieden waar in _ de Indiaanse talen geen woord bestaat voor muziek of dans of voor de fluitjes die door de grote trommel begeleid worden. In de Mitzteca bergen probeerde ik tevergeefs uit te leggen dat ik muziek wilde horen tot me de plaatselijke missionaris uitlegde dat ik moest zeggen; „Laten we eens een spelletje spelen.” En toen rende iedereen naar huis en kwam terug met trommels, fluiten, raspen en maracas en er werd gespeeld, gezongen en gedanst tot diep in de nacht. Er is misschien geen land zo rijk aan levende muziek als Mexico, vanaf de grote componist en dirigent Carlos Chavez met zijn Indiaanse concerten op precortesiaanse instrumenten, tot de Indiaanse fanfareorkestjes met hun Willem Teil en hun Europese repertoire, doch ook met hun traditionele muziek en hun eigengemaakte instrumenten. Geen land misschien waar de muziek en dans zo met het dagelijkse leven vervloch- ] ten zijn en waar de muziek niet gereduceerd , is tot het oproepen van esthetische ontroe- ; ring. De Mexicaanse volksmuzikant speelt ; niet om een publiek te boeien of zijn be- ’ hendigheid te tonen, hij hecht geen artistieke waarde aan muziek of aan zijn eigen c spel, het maken van muziek is hem een ‘ levensbehoefte. Het is jammer dat het j grootste gedeelte van de Mexicaanse lande- , lijke muziek volledig onbekend is, zelfs in ] Mexico City waar een Tin Pan Alley het ; ene banale en kwalijke pseudo-volksmuziek- j je na het andere de wereld in stuurt en er i nog rijk mee wordt op de koop toe. Het is ook jammer dat veel van de authen- 1 tieke mexicaanse volksmuziek nu verloren ’■ gaat, speciaal die van de primitieve Indiaanse groepen. Om nu de restanten van ' de authentieke precortesiaanse muziek voor ; het nageslacht te bewaren scharrelt nu eens een deftige Spaanse refugié-professor door , de jungle, dan weer een paar Mexicaanse • collega’s, een Amerikaans ingenieur of een 1 Nederlandse muziekleraar. Terug in de grote stad verwekken we geen oproer met onze ; muzikale bevindingen en ontmoeten we weinig interesse. Soms krijgen we het gevoel , dat we de vloed met een roeiriem trachten tegen te houden, ons enthousiasme lijdt daaronder niet in het minst. We doen nuttig werk, weldoen niemand kwaad, het houdt ons jong en in de laagste belasting klasse. I’ll settle for less. 1
met „moderne” violen
Drie generaties spelen op zelfgemaakte gitaren
De laatste generaal
HET BOEK VAN DE MAAND
door
„Bontorio, De Laatste generaal" was reeds in 19J>7 verschenen, maar elf jaar later werd het boek herdrukt in door de schrijver gewijzigde vorm als „De Laatste Generaal, Bontorio". Onder de literaire werken, die onze band met Indonesië heeft opgeleverd, munt het uit door het volkomen Aziatische karakter van het verhaal. Wat maar zelden werd 'beproefd, bracht dr. Friedericy hier tot een goed einde: een historisch verhaal, dat geheel van de mentaliteit van het oosten uit geschreven werd, met opmerkelijk vermogen om zich in de sfeer der Bonese vorstenhuizen in te leven. Ook in een volgend boek, „De Raadsman" vertelt dezelfde schrijver boeiend en overtuigend van deze landstreken, waar hij omstreeks. 1925 als bestuursambtenaar het Nederlandse gezag vertegenwoordigde, nadat dit in 1906 de macht volledig aan zich had getrokken. Om de puurheid, evenwel, van het interessante vorstenverhaal uit die vroegere periode, gaf de commissie er de voorkeur aan, ditmaal als boek van de Maand aan te wijzen de roman van H. J. Friedericy, „De Laatste Generaal" (uitgave Em. Querido, De Salamander f 2.50).
IBASE, zijn moeder,-was aroe (Boeginees vorst, volkshoofd) geweest, vorstin dus van de kleine vazalstaat Bontorihoe, behorend tot het rijk van Bone (Z.W.-Celebes). Zij was een wrede, eigenzinnige, driftige vrouw, die twee zoons ter wereld bracht, Tappa en Mappa. De oudste ging weldra op in het verwijfde en verwekelijkte leven aan het Bonese hof, waar hij ten gevolge van een liefdesschandaal de dood vond. Het was dus Mappa, die na verloop van tijd zijn moeder opvolgde en Aroe Bontorihoe werd op zijn beurt. Wel verbond hij zich nauw met de Bonese koning Aroempone, maar hij was van een oermannelijke drang naar zelfstandigheid. Door zijn bekwaamheid als bevelhebber, zijn persoonlijke moed, maar ook als verteller en spot■ ter, werd hij voor de al zeer bejaarde en zwakke Aroempone onmisbaar en hijzelf vereerde de koning volgens de traditionele opvattingen van de vazal. Wanneer de veel ‘ jongere halfbroer des konings, bezield van verlangen, zelf de troon te bestijgen, Aroe ! Bakka, met alle middelen van gunst en charme zijn vertrouwen wint en hem voor: stelt Aroempone door geweld, gepaard aan i list, van het leven te beroven, wordt Bon. torio’s trouw op de proef gesteld. Maar hij . aarzelt niet aan Aroe Bakka, de verrader, te voltrekken wat voor Aroempone was bedoeld. Hij doorsteekt hem in een vertrou1 welijke nachtelijke bijeenkomst, zonder ge1 tuigen, en weet tegelijk zijn huis in vlam• men te doen opgaan, waardoor elk spoor • van zijn daad is uitgewist. • Enige malen behaalt Bontorio, in dienst • van zijn koning, overwinningen op naburige heersers, maar zijn uur van beproeving komt eerst, als de soldaten van de Kom> panie, de Hollanders, oprukken naar het in zijn zelfstandigheid bedreigde Bonese rijk. Men begrijpt eigenlijk wel, dat de strijd 5 tegen deze overmacht hopeloos zal zijn en • zelfs de rijksbestuurder heeft de moed ver\ laren. Maar de oude koning en zijn jonge, : onbetekenende zoon willen het wagen. Zij | moeten het wel wagen: hun trots is zo groot, dat die zich omzet in een misplaatste zelfverzekerdheid. En bovendien gaan zij af op gunstige voorspellingen van een paar i vrome Islamieten aan het hof. Bontorio blijft ook nu trouw en brengt naar beste weten de verdediging in orde. Maar het tempo der Hollandse militairen is niet dat van de Oosterse verdedigers. Na een * schijn-overwinning, die hij op zijn gemak, naar traditioneel gebruik aan zijn koning ■ wil gaan melden, ervaart Bontorio tot zijn ontsteltenis, dat plotseling het kanonvuur a losbraakt, dat de grote plompe Hollanders met hun spijkerlaarzen en in hun blauwe uniform de Kraton al bezet hebben, dat de koning al op de vlucht is, en dit alles in minder dan geen tijd. Was dit te wijten aan het onvergeeflijke verzuim de rijkssieraden niet mee in het veld te hebben gebracht, de onoverwinnelijke lans, de gouden kris en wat er verder toe behoort? De eerste zorg van de Hollandse overweldigers is nu, de koning in handen te krijgen, maar vooral Bontorio, en er wordt op hem een drijfjacht georganiseerd op aanwijzing van een adellijke Boeginees Sampara Daëng Malewa, die zich uitgeeft voor Botorio’s verbitterdste vijand sinds vijftien jaar en die tot elke prijs zijn ondergang zoekt. Meer dan zes weken lang wordt er achter zijn spoor gepatrouilleerd, maar telkens blijkt hij net weer doorgetrokken te zijn. Dit spelletje duurt, totdat Sampara Daëng Walewa, de quasi-verrader, zich bij de Toewan Petoro, de Hollandse bestuurs& ambtenaar aandient, met de woorden: ,,Ik Iben Aroe Bontorihoe en ik kom mij in uw handen stellen.” I Dit is in het kort het verhaal van Bontorio’s leven, door Friedericy op de meest aanschouwelijke wijze verteld. L>e schrijver
zelf heeft in zijn functie aldaar veelvuldig aanraking gehad met de in schijn nog voortbestaande vorstenhuizen en met de hoge inlandse adel van de streken, waarin dit historisch verhaal zich afspeelt. De eigenaardige rol der aradjangs, de rijkssieraden, waarop de innerlijke kracht dezer volken is gebaseerd, het priesterschap van vrouwen of verwijfde mannen, allerlei gebruiken en ceremoniën, ze worden volkomen menselijk en begrijpelijk tot ons gebracht, omdat de Westerling zijn eigen mentaliteit terzijde wist te houden, om die van de Oosterling des te duidelijker te laten spreken. In pracht en praal betuigen in tijden van oorlog de aroes hün trouw aan de koning: „Het was vier dagen voor het begin van de vijandelijkheden tegen Wadjo. Op het grote, dorre, platgetrapte veld voor het paleis waren de soldaten uit alle delen van het Bonese rijk samengestroomd en met gespannen gezichten trachtten zij iets te zien van het ritueel, dat zich voltrok bij een van de poorten van de kraton. Aroe Bontorihoe stond met de andere edelen, die niet behoorden tot de hofhouding, vooraan, en geboeid zag hij toe hoe op de maat van de kloppende trommen de hofpriesters hun heilige dansen dansten. De oude hoofdbissoe, die niet als vrouw gekleed was, doch wel een vrouwelijk kapsel droeg, danste, in met. briljanten gesloten, nauw sluitend zwart damasten jak en strak om het middel gevouwen, blauw-zwarte sarong, ter ere van de machtige aradjangs van het grote Bonese rijk. Hij danste met ingetogen vurigheid. In het verweerde bleke gezicht waren de ogen gesloten; met de magere, lange handen aan de zwart omspannen armen schreef hij sierlijke arabesken; als een opgestane dode schreed hij, het zeer smalle bekken licht heen en weer schokkend, tussen de andere bissoe’s door, die dansend en nasaal
een zweverige wijs zingend, zichzelf, de offerbuffels en de omstanders bestrooiden met rijstkorrels, gezwollen door de hitte van pas gedoofde as. De trommen klopten Jjiider, begeleid door de snerpende poeipoei, wier melodie, hoog en wankel, zich als een koorddansend kind boven de menigte bewoog. Een dichte drom van mannen kwam de poort uit. Boven hun hoofden droegen zij rode en witte vanen aan stokken en omhoog gestoken zonneschermen. Ook droegen zij in hun midden op de schouders een baar. Een gemurmel ging door de duizenden: de ardajangs waren buiten! De massa zweeg. De trommen dreunden. Zij dreunden in de borst van Mappa. Weer kwam een groot aantal mannen de poort door en weer ging een gemurmel door de rijen: „Aroempone! Aroempone!” Aroempone omringd, Aroempone onttrokken aan het oog door meer dan driehonderd hovelingen, gekleed in glinsterend brokaat. Een boven de stoet varend, klein baldakijn liet weten, waar de koning zich bevond. Aroe Bontorihoe voelde zich gegrepen door ontroering. Zijn hoofd was verward en zijn slapen hamerden. De priesters dansten en zongen, ongestoord door wat om hen heen gebeurde, de trommels klopten en de klarinet joeg haar hoge wijs over de hoofden. De hete zon scheen en de duizenden mannen zweetten. Aroe Bontorihoe zag bloed golven uit de wijd open gesneden buffelkelen, hij zag bloed sprenkelen op krissen, lansen, banieren, hij rook de geur van bloed. Hij voelde zich meegezogen met de andere edelen en plotseling ontstond vóór hem een gapende ruimte en aan het .einde daarvan zat, ver en wazig, Aroempone. De trommen klopten. Een edelman, de kris in de krampachtig omhooggestoken rechterhand, zwoer trouw, de stem hees van opwinding, met lichtgebogen rechterknie voor- en ach- terwaarts springend. Eensklaps werden zijn bewegingen onzeker en schokkend en vier of vijf mannen ontwapenden hem en brachten g hem weg. Mappa voelde zich duizelig. Zijn t- hart klopte wild, meegesleept door de klop;e pende trommen. De ene aroe volgde op de it andere, hartstochtelijk van zijn verknocht1- heid aan Bone’s koning getuigend. Aroe i, Bontorihoe kwam voor zijn vorst te staan n en het was of hij stervend wegzonk en 1- alleen de trommen bleven leven. De tromn men. De trommen. De trommen.” s- I Base was niet gesteld geweest op haar it intrede destijds als aroe in het zwarte huis. Ie Niet zeer gesteld op haar nieuwe positie, ig sprak zij „met scherpe stem de woorden, n die in Bontorihoe in nog geen dag bekend r- en in geen honderd jaar vergeten zouden zijn: „Zo ben ik dan gedoemd om apen te n gaan regeren”.” inderdaad brengt deze 3(. machtspositie haar ook weinig geluk, maar het is toch vooral haar eigen, bijna manne„t- lijke geaardheid, die haar zo gehaat en g. haarzelf het leven zo hatelijk heeft ge,n maakt. Zij voelt zich niet thuis aan het hof ;n van Bone, als zij daarheen wordt ontboden, 0. en waar haar man juist als hoveling zo et schittert. Hoewel zij van haar zoon Mappa ,n heeft gehouden, erft hij van haar, en niet je van zijn vader, de meest kenschetsende ln eigenschappen: hij is alleen hoveling uit e noodzaak, het liefst echter dobbelaar, jager ej of krijgsman. En in dit laatste bedrijf et maakt hij zijn glorieus-catastrofale carrt rière. e. Een boek, waarin zoveel gebeurt in een zo in beknopte vorm te hebben kunnen geven, is se een bijzondere verdienste van de auteur. Hij heeft zich blijkbaar zo volkomen met zijn je onderwerp vereenzelvigd, dat hij telkens n. feilloos de kern der dingen heeft getroffen. ef Zo kreeg zijn boek een sterke kleur en een le harde, zeer wezenlijke vorm. Het ontstond ;n uit bewondering. Het wekt ook bewondering je bij de lezer.