Weekblad voor bloembollencultuur; orgaan van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, jrg 9, 1898-1899, no. 63, 06-05-1899
die naam beteekent, toch nog zoo dom niet als ge wel denkt. Hoe is men dan aan dien naam gekomen? Ongetwijfeld moet deze dus een andere beteekenis hebben, en zou het ook, zooals menigmaal voorkomt, een geradbraakte naam kunnen zijn, misschien wel uit de middeleeuwen afkomstig, in elk geval zeer oud, en van eene gansch andere beteekenis.
Het beste is dus eens te gaan zoeken, of niet een juiste oorsprong van den naam „Duc van Tholl" is te vinden en al zoekende heb ik het volgende opgeschreven.
HET DUYCKJE.
Hoe klein en nietig dit zich ook voordoet, is het toch bepaald een merkwaardig Tulpje, en zeker van ouden oorsprong. Yan alle bestaande Tulpen is niet één zoo algemeen bekend als het Duyckje. Burger en boer kennen het. Zij, die geen Tulpen bij naam kunnen noemen, weten toch wat de DuycJcjes zijn, en hoewel deze in den handel ten onrechte „Duc van Tholl" genoemd worden, onder de benamingvan Duyckjes worden zij toch meest altijd aangeduid, enkelen noemen zelfs alle Tulpen Duyckjes. Die naam ligt sinds eeuwen in den mond van 't volk, zooals ik later nog zal aantoonen, want voor jaren reeds noemde men dit Tulpje, Duyckje, en op heden nog; de grootste bloemist, zoowel als de kleinste kweeker en ook het algemeen, spreken bijna nooit of zelden van Duccen of Ducjes, men zegt: Hebt ge nog Duycken, of hebt ge nog Duycken noodig. Onwillekeurig zegt men, wanneer zij zich pas vertoonen: Kijk, daar hebt ge al bloeiende Duycken, wat een mooie pot met Duycken! Zij zijn toch altijd de eersten die bloeien, enz.; en daaruit blijkt, dat wat reeds vóór eeuwen in den volksmond lag, Duyckjes, er tot op heden nog in is gebleven; doch in weerwil daarvan weet men hoogstwaarschijnlijk niet wat die naam beduidt en waarvan die afkomstig is. Er zijn meerdere woorden en spreekwijzen uit vroegere dagen, die men thans nog gebruikt, zonder de juiste afkomst daarvan te kennen en evenals men nu nog van Duyckjes spreekt, spreekt men ook van Botje, of Botje bij. Botje en van een Oortje; hij is geen Oortje waart. ')
Maar ik zou te ver van het onderwerp afwijken, en kom op de Duyckjes weder terug. Het vermoeden kwam bij mij op, dat met wat men vroeger Duyck noemde, geen Duc of Hertog bedoeld zal zijn, en moest het woord Duyck dus een andere beteekenis hebben, en nadat ik mijne aanteekeningen nog eens had doorgezien, kwam het mij in de eerste plaats voor, dat men het woord Duc in „Duc van Tholl" anders moest beschouwen dan bij vele andere soorten.
De Duccen staan geheel op zich zelf en hebben met de andere soorten niets te maken. Ten einde iets verder te komen, ben ik begonnen alle mogelijke soorten, of liever namen, die met Duc aanvangen, welke ik mij herinnerde en die ik in de archieven of collecties heb aangetroffen, op te schrijven en laat daarvan de nevensgaande lijst volgen:
') Een botje was een oud Nederlandsche munt van zeer geringe Waarde, een oortje had de waarde van 2 duiten of -J deel van een stuiver.
DUC, DUKE, DUYCK, DUYCKIES.
1. Duc, (Tulipa) (raar), Crispyn de Pas a° 1616. 2. Duyck meen ick! Waerm. en G. a° 1643. 2a. Duyck, Waerm. en G. a c 1643. 1 ) 3. Duc de Cardoes, Barent Cardoes, Bloemist te Haarlem a° 1696. 4. Van Tol, veiling 1708. 5. Duyck van Tol! Veiling 1708. Moye Duyck! 6. Duyckies van Tol!! ! Veiling 1709. 7. Duc de Meukerk, Nieukerk, Bloemist te Haarlem a° 1709. 8. Duc Voorhelm, Syme Voorhelm, Bloemist op den Kleinen Houtweg 1709 en Dirck Voorhelm, Bloemist op den Singel, veiling 1709. 9. Duc Storm, Storm, Bloemist te Haarlem. Duc de Winckel 1643. en meer andere. Duc de Flory 1643. Duc van den Broeken 1637. Duc Flambe 1643. Duc de Nassau. Duc de Glücksbourg. Duc de Holsteyn. Duke of York. Duc de Crillon. Duc de Angoulème. Duc de Weymar. Duc de Schelswich. Duc de Berlin Duc de Salisbury. Duc de Bordeaux. Duke of Cambridge. Duc de Lorraine. Duc de Guise. Duc de Savoye. Duc de Claermond. Duc de Surchey. Duc de Braband. Duc de Alckmaar. Duc de Allemagne. Duke of Cumberland, Duc General. Duc (Grand) of Keizerskroon. Duke of Lancaster. Duc de Berry
Laten wij nu eens zien of uit het bovenstaande niet iets valt af te leiden, om daarmede verder te kunnen komen: Het eerst wordt van Duc gesproken (voor zoover mij bekend) in Crispijn de Pas A° 1616; daar staat over no. 1: Tulipa Duc (Hertog) raar (vreemd).
Hiermede wordt zeker bedoeld een tulpje, dat hoewel zeer uitloopend, in elk geval geen Duc van Tholl is; dan volgt:
No. 2. Duyck meen ick! (Waermondt en Gaergoedt). Voorkomende in eene collectie van Floortje Floraes. Dit is dus geen Duc, en verwarde men dezen naam toen zeker reeds met Duijck, omdat men met nadruk zegt: „Duyck meen ick"!
No. 2a. Is 't een Lack of Duyck ? „ 3. Duc de Cardoes, Bloemist A° 1696. „ 4. Van Tol, veiling 1708, O ver veen. „ 5. Duyck van Tol! d° d°. „ 6. Duyckies van Tol! 1709, d°. Moije Duyck! No. 1 is dus een Tulp Duc of Hertog genoemd. No. 2 een Tulp „Duyck" genoemd, dus geheel iets anders en later bekend als Duyck van Tol.
') Immers in Waermondt en Gaergoedt in 't Buure praatje van Jantje Floraes a° 1643 bladz. 56 wordt reeds gezegd: Is 't ien (een) Lack, of is 't ien Duyck ? Die je kriewelt in je buyck. (Dus toen ook geen Duc).