55e Jaargang — Nummer 7—16 Februari 1940

A. 57

DE INGENIEUR

WEEKBLAD GEWIJD AAN DE TECHNIEK EN DE ECONOMIE VAN OPENBARE WERKEN EN NIJVERHEID Orgaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en van de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs

Het Kon. Inst. v. Ingenieurs en de Ver. v. Delftsche Ing. stellen zich niet verantwoordelijk voor de denkbeelden in de onderscheiden bijdragen on.wikkeld en toegelicht

Commissie van Toezicht: dr. ir. G. W. VAN HEUKELOM, eud-hoofding., chef van den dienst van Weg en Werken bij de Ned. Spoorw. te Utrecht, voorzitter; ihr. ir. C. E. W. VAN PANHUYS, oud-directeur van het Rijksbureau voor Qe ontwatering te 's-Gravenhage, secretaris: prof. dr. ir. G. H. VAN MOURIK BROEKMAN, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft.

Redactie:

Verantwoordelijk hoofdredacteur: ir. WOUTER COOL ; Plaatsvervangend hoofdredacteur: ir. H. SANGSTER. — Vaste medewerker in Ned. Indië: prof. ir. C. G. J. VKEEDENBURGH te Bandoeng. Redactie.Adres: Prinsessegracht 23, 'S-GRAVENHAGE, Tel. 117692

Prijs per jaarg. franco per post: Voor Nederland en West-Indië ƒ20.—, voor Ned. Oost-Indiêen het Buitenl. ƒ 22.50. Men abonneert zich voor een jaarg. (1 Jan.—31 Dec.)

Afzonderlijke nummers : Binnenland ƒ0.50, Buitenland ƒ0.55.— Advertentiên per regel ƒ 0.50, boven 500 regels reductie volgens speciaal tarief. Voor administratie, abonnementen en advertentiên: N.V. A. OOSTHOEK'S Uitgevers Maatii, Domstraat 1—3, UTRECHT. Telefoon 10860, Giro No. 35973

A. ALGEMEEN GEDEELTE 7.

INHOUD: Agenda van vergaderingen. — De invloed van het ijs op de waterstanden der groote rivieren, door ir. P. J. Wemelsfeldee. — De Organisatie Todt (Westwall), door R. O. — Berichten van allerlei aard: Lezing prof. C. K. Ingold. Bouwraad. Prijsvragen Technische Hoogeschool. De Messerschmitt 110. Boekennieuws: Maastricht als vestigingsplaats voor industrie, door B. — J. Verheul Dzn. De Schotsche Gemeente en haar oude Kerkgehouw te Rotterdam, door ir. Wouter Cool. —Officieele berichten. — Personalia. — Programma van vergaderingen: Afdeeling voor Gezondheidstechniek. Vergadering op 27 Februari 1940, te Rotterdam. Afdeeling voor Petroleumtechniek. Vergadering op 8 Maart 1940 te 's-Gravenhage. — Verschenen boeken en Tijdschriften. — Open betrekkingen. — Gezochte betrekkingen.

AGENDA VAN VERGADERINGEN.

27 Februari 1940. Vergadering van de Afdeeling voor Gezondheidstechniek te Rotterdam. (Zie blz. A. 18 en A. 66).

2 Maart 1940. Vergadering van de Afdeeling voor Technische Economie te 's-Gravenhage.

8 Maa t 1940. Vergadering van de Afdeeling voor Petroleumtechniek te 's-Gravenhage. (Zie blz. A. 66).

7 Juni 1940. Zomervergadering van de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs te Rotterdam. (Zie blz. A. 44).

De invloed van het ijs op de waterstanden der groote rivieren

door

ir. P. J. WEMELSFELDER.

Wanneer onze groote rivieren in het begin van een vorstperiode met drijfijs overdekt zijn, en dit ijs begint zich op zeker oogenblik vast te zetten, dan gaat dit nagenoeg zonder uitzondering gepaard met een zeer markante verticale waterbeweging. De waterstanden loopen kort vóór het vastzetten onregelmatig en sprongsgewijs omhoog met af en toe een was van 50 cm a 1 m in een paar uur tijds, afgewisseld met kleinere dalingen. Het geheele verschijnsel neemt een paar dagen in beslag, waarbij een totale was van 1,5 a 2,5 m optreedt, en het ijs veelal nog bewegingen vertoont tot aan het einde van de stijging ter plaatse; eerst daarna zit het werkelijk vast.

Zoolang de vorst aanhoudt volgen de waterstanden, ondanks het ijsdek, de normale, veelal kleine veranderingen van den afvoer.

Bij het invallen van den dooi treedt soms weer even plotseling een soortgelijke opvallende was op als bij het vastworden, die onmiddellijk gevolgd kan worden door een val van meerdere meters, waarmee de rivier weer terugkomt ongeveer op het niveau van vóór de ijsbezetting.

In groote trekken kunnen deze verschijnselen als volgt worden verklaard.

Wanneer de rivier alleen nog maar overdekt is met drijfijs, dan maakt dit laatste gewoon deel uit van het opperwater. Maar wanneer het ijs zich vastzet, gebeuren er twee dingen, die voor den afvoer van het opperwater van belang zijn. In de eerste plaats vormt het vaste ijsdek met, vooral in het begin, een stellig groote ruwheid aan de onderzijde, een plotselinge rem op de waterbeweging. Bij gelijkblijvend verhang (voor langere riviertrajecten is het verhang altijd gelijkblijvend aan het bodemverhang) zal de snelheid van het water verminderen. Om het opper¬

water, dat gedurende den vorst meestal vrij constant is, te kunnen afvoeren is dan een grooter profiel, dus een grootere diepte noodig. Bijna zonder uitzondering ziet men dit verschijnsel bij het vast worden optreden. In fig. 1 zijn enkele voorbeelden weergegeven. De lijn der waterstanden zooals die zich zou hebben voortgezet, is in elke kromme gestippeld. Wij zien dan dat het vast ijsdek zich een paar meter hooger bevindt dan de vrije waterspiegel geweest zou zijn. Een eenvoudige verklaring volgt uit de toepassing van een afvoerformule.

De toestand met vast ijsdek brengt met zich mede, dat de hydraulische straal de helft is van de waterdiepte. Is hx de diepte der rivier vóór het vast worden en h2 de diepte erna (zie fig. 2), dan moet, met voor C de waarde volgens Stkickler:

bC VI. h^l* = bC Vl hfU (i/2)V' waaruit volgt dat

ft2 = 1,32 hx

In de tweede plaats is te bedenken, dat de dikte d van het vaste ijsdek niet meetelt voor den afvoer doch voor 0,9 wel meetelt voor de hoogte der waterstanden, afgelezen aan een peilschaal. De aan een peilschaal gemeten waterstand h'2 is dus:

h\ = 1,32 ft, + 0,9 d

d.w.z. dat de plotselinge was 1/3 der bestaande waterdiepte bedraagt plus de ijsdikte die wordt gevormd.

Bij een waterdiepte hx = 5 m en d = 50 cm vinden wij dat uit zuiver hydraulisch oogpunt over de geheele rivierlengte een sprong van 210 cm zal optreden.