202

De luchtvaart

DOOR

J. G. W. FIJKJE YAN SALYERDA.

"feiTFSlf^ °Pste^en van mijne eerste beschouwingen over |Sr de luchtvaart van Mei 1892 had ik vooraf getracht ''18 iRfl mij in te lichten, of reeds in ons land over'dit £• ,„^3; belangrijke onderwerp beschouwingen het licht hadden gezien. Dit was misschien moeilijk van hier en heeft mij niet mogen gelukken; vermoedelijk omdat deze mededeelingen buiten de militaire kringen weinig bekend zijn.

Zij waren niettemin aanwezig. Reeds in 1882 en daarna op 28 October 1886 had de luitenant (thans majoor) C. de Wit, in de vergadering ter beoefening van de krijgswetenschap te 's-Gravenhage, lezingen over de luchtvaart gehouden. De eerste is mij ook nu niet bekend. De laatste bevat zeer belangrijke mededeelingen.

Het marineblad, 6e jaargang 1891—92, bevat eveneens van een onbekenden deskundige P*. zeer belangrijke beschouwingen.

Onze opvatting van het belangrijke onderwerp is echter zoo verschillend, dat onze beschouwingen naast elkander geplaatst, elkander aanvullen. Dit stel ik zeer op prijs, daar ik hierdoor mijne beide voorgangers mijne hulde kan aanbieden voor de belangrijke beschouwingen die zij op zoo uitnemende wijze hebben voorgedragen, en die ik hoop dat meer algemeene bekendheid zullen verkrijgen.

Sedert mijne tweede beschouwingen over de luchtvaart van Februari 1893 in het weekblad „De Ingenieur" onder nos. 10, 11, 12 en 13 van dat jaar verschenen, is algemeen het oog op dit belangrijk onderwerp gevestigd gebleven.

Die belangstelling heeft een duidelijk van elkaar te onderkennen militair of handelsbelang op het oog. In Frankrijk en in Engeland heeft men in militaire kringen den luchtballon bij voorkeur voorgestaan en deze hebben uit een militair oogpunt een overwegend belang, dat echter hoofdzakelijk aan den verankerden ballon ontleend is.

Te Chalais heeft men getracht den luchtballon „Generaal Meusnier" te voltooien en meer bestuurbaar te maken, door eenvoudig de snelheid te vermeerderen.

De militaire autoriteiten houden daarover een onverbreekbaar stilzwijgen, hetgeen zich uit een militair oogpunt zeer goed laat verklaren. Echter schijnt men op groote moeilijkheden te zijn gestuit, hoewel men volgens geruchten thans vertrouwt den ballon in het aanstaande voorjaar te kunnen beproeven. Wij wenschen dit van harte, daar vooruitgang, in welke richting ook, tot bereiking van hoogere eischen zal leiden.

Dé voor den ballon „Generaal Meusnier" gestelde eischen zijn in mijne eerste beschouwingen van Mei 1892 omschreven en toegelicht. Zij zijn mede opgenomen in de latere beschouwingen van den ingenieur R. Soeeau van 1893. Beide beschouwingen hebben uit den aard der zaak veel punten van overeenstemming, daar in beide den luchtballon, en bepaaldelijk den militairen van Chalais, overwogen is.

De heer Soeeau treedt daarbij in vele details ook van de vervaardiging van het gas, hetgeen misschien voor den militairen ingenieur van eenig belang kan wezen. Maar men vraagt zich onwillekeurig af, of niet nauwkeurige studie van het omhulsel van den ballon of deze van katoen, van zijde en al of niet van goudslagers vlies voorzien zij, niet van grooter belang voor den militairen ingenieur zou zijn. Men rekent gewoonlijk in Frankrijk voor den militairen ballon met zijden omhulsel een inhoud van ongeveer 500 M8., bestemd om 2 luchtreizigers op te nemen. In Engeland rekent men daarentegen een inhoud van slechts 290 M3., met een totaal gewicht van 99.62 kilogr. voldoende. Ook schijnt het belang van samengeperst gas bij zijne vervaardiging meer en meer op den voorgrond te treden. Volgens de nieuwe bereiding van den kommandant Renaed wordt dan ook de tot 200 atmospheren saamgeperste waterstofgas in lange buizen en in eene minimum-ruimte vervoerd. De vulling van den ballon kan daarmede in 15 a, 20 minuten geschieden en behoeft geen lastig militair vervoer van de toestellen en grondstoffen.

Hoe dit echter zij, het is opmerkelijk dat de heer Soeeau zijne belangrijke beschouwingen tot den luchtballon beperkte. Hij heeft zeker gemeend geen algemeen standpunt te mogen innemen, maar zich bij het uit den aard der zaak meer

eenzijdig Fransch militaire standpunt te moeten aansluiten. Men moet dit in zulk een schrander deskundige als de heer Soeeau betreuren, terwijl men hierbij den indruk ontvangt dat hij den strijd over het gewichtigste onderdeel van de luchtvaart heeft willen ontwijken. De belangrijke waarnemingen van- professor Langley zijn zelfs slechts vluchtig behandeld, in tegenstelling met de beschouwingen van Fransche, eveneens uitnemend deskundigen, waarvan wij hier slechts de heeren Dezewiecki, baron de Contenson, Laueiol enz., vermelden.

Ik breng dit standpunt van den heer Soeeau in herinnering omdat het vraagstuk, hoewel niet beslist, door de laatst verkregen uitkomsten en bewijsvoeringen een grooten vooruitgang gegeven heeft aan het beginsel der voorstanders van „toestellen zwaarder dan de lucht."

De voor- en tegenstanders van dit beginsel vormen eigenlijk twee wetenschappelijke kampen die zoowel geleerde als practische mannen aan hun hoofd hebben. Zij hebben zeer zeker vele geleerde beschouwingen gewisseld, doch zijn nog altijd omtrent hunne opvatting en hunne grondslagen niet tot overeenstemming kunnen komen.

De bewijsvoeringen der tegenstanders van „toestellen zwaarder dan de lucht", zijn samengevat in de denkbeelden van den heer Von Helmholtz opgenomen in zijne studie over de vogelvlucht. Hij moet daarin vermeld hebben dat wanneer de rechtlijnige afmetingen bij de vogelvlucht in de verhouding van n vermeerderen, zijn gewicht als n3 en de kracht om den vogel in de lucht te ondersteunen als n7 toenemen.

Ik heb mij echter van de juistheid dezer beschouwingen geen rekenschap kunnen geven en het werk van den heer Von Helmholtz hier niet kunnen raadplegen.

Hij beschouwt ook de groote afmetingen als een hinderpaal voor de luchtvaart en meent dat de grootte der vogels een grens is, waar boven de toename der beweegkracht, in verhouding tot de vermeerdering van het gewicht, niet mogelijk is.

Deze grens schijnt bij de grootste vogels bereikt te zijn, aangezien hunne lichte samenstelling en hunne voedingswijze daarvoor de meest gunstige omstandigheden aanbieden. Vogels die meer dan 10 kilogram wegen schijnen niet te bestaan, zoodat de mensch onder alle omstandigheden onmogelijk, belast met een toestel om hem in de lucht op te houden, enkel met behulp van eigen krachten zal kunnen vliegen of zweven.

Deze beschouwingen worden door de voorstanders van „toestellen zwaarder dan de lucht" niet bestreden. Zij zijn echter overtuigd dat men daarin zekere bewijsgronden verwaarloosd heeft, en dat men niet voldoende nog kent de werking van de lucht die wordt uitgeoefend op een vlak dat zich, onder een' zeer scherpen hoek met de luchtlagen verplaatst. Daardoor toch zweven de vogels en zelfs de grootste het best, daar zij bij voorkeur altijd zweven. Bovendien is de krachtsinspanning der vogels bij roeivlucht gewoonlijk gering. Zij behoeven slechts de vleugels en de staart uit te strekken om zich in de lucht op te houden en hun evenwicht te bewaren, terwijl dat zij door nauwlijks merkbare bewegingen vooruitgaan, zwenken en wenden.

Geleerden van onbetwistbare kennis zooals de heeren Langley, Holland, Chanute, Otto van Liliënthal, Wellneb, Hueeau de Villeneuve, Heevé, Hieam Maxim, Phillips en anderen zijn dan ook overtuigd, dat deze opmerkingen tegen al de beschouwingen van hunne tegenstanders opwegen. Ten bewijze hiervan hebben zij de verschillende proefnemingen uitgevoerd, zoowel om het vraagstuk tot klaarheid te brengen, als om de waarden der theoretische coëfficiënten voor de berekeningen vast te stellen. Dit onderzoek heeft tot belangrijke gevolgtrekkingen geleid. De verschillende waarnemingen en vooral die van de heeren Chanute, Phillips, Liliënthal en Wellnee hebben het bewijs geleverd dat de weerstand, dien de lucht bij eene gewelfde oppervlakte onder eenen kleinen hoek ondervindt, veel grooter is dan de theorie aangeeft; dat die weêrstand ook niet loodrecht op de koorden van de gebogen oppervlakte werkt, maar daarvan in de richting der beweging 2° a 3° naar voren afwijkt; zoodat gewelfde vlakken die in eenen horizontalen luchtstroom, in de richting der koorden, gedompeld zijn, zich tegen den wind in kunnen verheffen; en eindelijk dat wanneer zulk een vlak zich snel in de lucht verplaatst, en zijn steunpunt ieder oogenblik hierdoor verandert, de opgewekte wederstand belangrijk toeneemt. Het is het welbekende verschijnsel dat men een water kan overgaan dat met ijsschollen bedekt is,