8ste Jaargang.

89

13 November 1886, N° 33,

DE MAASGOUW,

Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde.

Dit blad verschijnt om de 14 dagen, onder be- Brieven en mededeelingen te be-

Prijs per jaargang: scherming van het Provinciaal Genootschap voor stellen bij den uitgever LÜllJiK-

V0or Nederland. . . 2 gulden. geschiedenis en oudheidkunde in Limburg. NYPELS, te Maastricht

, , 8 , ——., , , Abonnementen worden ontvangen

» België. . . . 5 franken. Denadruk vanartikels, buitentoestemming der den uitgever) aismede bij alle

Advertentiën : 10 cents per regel. schrijvers, is verboden postkantoren en boekhandelaren.

De broederschappen van St. Sebastiaan en St. Joris in de vrije Rijksbaronnie Pctersheim.

(Medegedeeld door A. J. Flamemt.)

Twee registers in folio, in het Rijksarchief te Maastricht berustende, bevatten de rekeningen en tevens de geschiedenis der broederschappen, aan het hoofd dezer bijdrage vermeld.

Een register, dat van de broederschap van Sint Sebastiaan „de nieuwe schutterij" begint aldus:

„Anno 1698 den sestienden dag Julij heeft zijne Excellentie Johan Philippe Eugène Grave van Merode Marquis van Westerloo , Li beren Baron van Peterschem, Steijn, Burghgrave van Oderkirchen, Ridder heer van het gulden vliesch van Spaniën, etc. etc. onsen Genadighen Landtheer in sijne vrijheijt van Peterschem geliefft in te stellen eene nieuwe schutterij ende de selve gepaptiseert het Broederschappe van Sin te Sebasüaen en de hetselve begaeft met schoone ordonnantiën welcke hier naer sijn volgende in articulen geschreven met de daerop gevolgde confirmatie." De ordonnantiën zijn in het register niet te vinden, maar uit de boeten in de rekening en verantwoording opgenomen en de vermelding der verkiezingen kan men dezelve vrij goed reconstrueeren.

Doch eerst over de eigendommen van het broederschap.

In 1698 schonk de graaf 2 vijvers, de Nieuwe Weyer in de heide rondom door de gemeente begrensd en de tweede Wat lager gelegen, doch ook in de gemeente en de PapenWeyer genaamd.

Uit de conditiën van het verpachten dier „weijers" in 1730, blijkt dat de schutters , als het noodig was, alle jaren een dag aan de dijken moesten werken , ook dat de Pachter, alle jaren boven zijn pacht 5 karpers moest geven aan de officiers der schutterij voor hun moeite en visitatie. Deze vijvers brachten jaarlijks 40 gulden op. Volgens de annotitie opgemaakt op verzoek van den keizer <ler schutterij Gerard Hustinx, op H. Drievuldigheidsdag 1729, bezat het Broederschap de volgende zilveren voorWerpen :i)

„Ierstelijk is aen den voghel, beneffens het adelyck Wapen van sijne Excellentie:

Eene silvere plaete van Jos. Willems onsen iersten coninck. ,

Item eenen silvere plaete van Jan Anten zaliger ^tten koninck.

1) Op 3 Juni waren er 17 zilveren platen bij den vogel met den "crampw en het wapen van zijne Excellentie, zonder de zilveren keten.

Item eene van Philip Walpots. » » » Joes van Gaubergh. » » » mijnheer R. hennessij rentmeester. » » » hr. Peter Spies capell aen alhier. » » > onsen luitenant Glaes Willems. y> eenen cramp met een silveren ketinghsken van van Gaubergh voorschreven.

Item een groote dubbel plaete van Gerardus Hustinx onsen keijser. Hierop volgt in het register eene memorie van hetgeen het Broederschap aan den „heer Keijser" Gerardus Hustinx had vereerd: nl: een zilveren keizerskroon, vier zilveren lepelen en vier dito vorken; waarvan de waarde volgens briefje van den zilversmid 51 gulden 18 stuiver bedroeg, dit geld had het Broederschap bijeengelegd en betaald ; de keizer had de goedheid aan de schutterij te laten den vogel, het vendel en de trommen, en »heeft het selve broederschappe twee daghen tot hunnen contentemente eerlijk getracteerd.»

Nu het reglement en de constitutie.

Aan het hoofd stond, voor het huishoudelijk bestuur, een meester, onder hem een knecht en daaronder een , die «onder den hoet (het hout of de paal waar de vogel opstond) moest staan, waarschijnlijk om toe te zien bij het schieten; deze waardigheden werden jaarlijks bij keuze verleend, er was verder een keizer en een koning. Verder was er een kapitein, die gelijk uit het register blijkt, ook onder den hoet kon staan en andere waardigheden be-

\ kleeden, dan een luitenant, welke waardigheid voor bier

wrerd gekocht ad vitam, soms weraen er / tonnen nier voorgeboden; dan 3 sergeanten, welke plaats ook voor bier (men gaf soms een ton) werd gekocht, vervolgens 2 tamboers die 1 gulden en de St. Sebastiaan-dragers, die 10 stuivers elk genoten, als zij in functie traden en de secretaris die 2 gulden 's jaars kreeg; eindelijk was er nog een vaandrig, welke plaats mede voor bier (soms voor 3 ton) werd gekocht. Ook vind ik soms adjudanten vermeld, die mede voor tonnen bier werden aangesteld. (i) Op Sint Sebastiaansdag werd er een mis voor de broederschap opgedragen.Wie niet in de kerk kwam, betaalde boete en het beeld van den patroon werd dien dag rondgedragen. Op Sacramentsdag en 15 Aug. gingen de schutters met de processie mede; die niet opkwam betaalde boete. De overledene broeders werden door de broederschap begraven, in de mis voor de overledene moesten allen present zijn of boete betalen. Het schijnt echter dat men in de mis op Sint Sebastiaansdag en bij uitvaarten niet persoonlijk behoefde te verschijnen, doch een lid uit

(1) 2 Juin 1760 werd de sergeantsplaats voor 15 guld. aan Maithys Leenders, 18 Juni 1764 de kapiteinsplaats voor 26 tonnen bier aan Herm. Maens gegund.