DE ONTGRAVING VAN DEN ARKELSTEIN

DOOR G. J. DOORNINK.

Voor enkele jaren maakten wij tijdens een zomervergadering, welke in Deventer gehouden werd, een uitstapje naar de buurtschap Loo, een half uur gaans ten oosten van Bathmen, om daar de overblijfselen in oogenschouw te nemen van den Arkelstein i), een versterkt huis inde Sallandsche landweer, dat den naam draagt van zijn stichter, bisschop Jan van Arkel 2), en in 1360 en volgende jaren moet zijn gebouwds). Ter plaatse vonden wij toen alleen nog de grachten, die het huis hebben omringd, met een gedeelte van genoemde landweer. Een breede binnengracht omgaf een verhoogden akker, 80 X 120 m groot; aan den zuidkant van het terrein bevond zich op eenigen afstand van de binnengracht een tweede, smallere buitengracht. Het terrein tusschen beide in was begroeid met hakhout en had dus eertijds eveneens een landweer gevormd.

Het was daar op dien eersten Woensdagmiddag in Juni bijzonder mooi. Bij den Schepenboer gingen wij over de oude Schipbeek, die in vroeger tijd zeker voor de voeding der slotgrachten zal hebben gediend. Een aardig slingerpaadje bracht ons door de begroeide wallen naar de open plek, waar de Arkelstein gestaan heeft. Aan de noordzijde lag een boerderijtje, welks bewoner jaar in jaar uit bij het beploegen van

1) Versl. en Meded. Ov. Regt en Gesch. XVI (1887), blz. 99; J. W. Mulder, Arkelstein.

2) Inv. Deventer Archief no. 377.

3) Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheidk. dl. 9, blz. 251: G. J, Doornink, Bijdrage tot de wording van het Oversticht.