roelens als Wysgeer, tor de Sekte der Stoicynen beboerende, omtrent Pbyfieke , Metaphjdie'ke én Zedelvke onderwerpen opgeeft. Uit het beticht omtrent deze laatltenr, waar by wy den Schryver niet inde byzonderheden volgen kunnen, blykt, dat Panaetius in vele opzichten van de eigenlyk gezegde Stoicynen in gevoelen verfchild, en dit verfchil voornamelyk daar in beftaan iteefr, dat hy het harde en overdreyene der Stoicynfche Wysbegeerte verzacht en gematigd, en dezelve meer tot de natuur en waarheid te rug gebragt heeft. Thans tot de vermelding der Schriften van Panaetius overgsande, handelt van Landen eerst in het breede over deszelfs Werk over de P/igten, ’r welk in drie Boeken begrepen was en door Cicero voornamelyk gevolgd werd-, By dit vetflag wordt de aard van het gemelde Werk van Panaetius, van die der overige Stoicynen over het zelfde onderwerp daar in vérfchillende, dat het meer naar de gewone vatbaarheid der menfehen berekend, ineen beveiliger llyl opgefteid, en vruchtbaarder was in lesfen ter beftieringe van het leven , omfhndiglyk befchreven ; vervolgens worden de plaatfen van Cicero’s Werk, uit Panaetius met vermelding van zynén naam ontleend, eri eindelyk eene plaats doorGEUius uit den zelfden opgeteekend met byvoeging der noodige Aanmerkingen opgegeven. Hier op voigt eene opgave van de tytels van nog acht andere Schriften van Panaetius met vermelding van de plaatfen der Ouden, welke daar van gewag maken, en eindelyk eene korte opnoeming van andere mannen der Oudheid van den zei-den naam, welke van den Stoicynfchen Wysgeer Panaetius moeten onderfcheiden worden. Achter de Verhandeling zyn naar gewoonte eenige Stellingen (The fes) geplaatst, welke met oordeel en finaak zyn ■ uitgekozen. Dit verflag zal, denken wy, voldoende zyn, om onze Lezers met den belangryken inhoud der aangekondigdc Verhandeling eenigermate bekend te maken en hen den lof aan haren Schryver toegekend te doen blikken. Wy eindigen met-den hartelyken wensch, dar de Leidfche Hoogefchool meer en meer moge blocijen dooreen aantal van Jongelingen , die in her loffdyk voetfpoor van den Heer van Landen treden, en deze in ’t byznnder door den algerneenen lof met het verdedigen zyner Verhandeling behaald, moge aangemoedigd worden, om zyne kundigheden hoe langs hoe verder uit ie breiden en zich zelven tot een lieraad voor zyn Vaderland en da geleerde wereld te vormen. NIEUW UITGEVONDEN WERKTUIGEN. Nader en meer uitvoerig versi.ag van ’s f ands nieuwe Stoom – Machine te Hileevoetsluis. Briefswyze medegedeeld, aan den Schryver van dit Blad. My n Heer! Daar gy in uw geacht Tydfchrift (N*. 13- deezes jaars) F 4 reeds

87