(24,4%); de 12 gemeenten (van 50.000 tot en met 100.000 inw.) te zamen 38,2% (50,1%) enz.
2°. Het aantal stemmen, uitgebracht op Protestants=rechtse politieke partijen (882.546), bedraagt slechts ruim de helft van het aantal uitge* brachte geldige stemmen van Protestantsskerkelijke kiezers (1.636.532). Wel is waar zijn er onder de 123.114 op „overige" partijen uitgebrachte stemmen ook politiek=rechtse stemmen, maar dit wordt ongetwijfeld meer dan voldoende gecompenseerd, doordat de 72.693 personen, behorend tot de „overige" kerkelijke gezindten (welke overwegend Protestant zijn) niet zijn meegeteld bij de 1.636.532 Protestantse kerkelijken. Bovendien is het niet uitgesloten, dat een aantal maats schappelijk=conservatieve onkerkelijken op één der Protestants^rechtse politieke partijen heeft gestemd, zij het wellicht in 1931 minder dan bij de Tweede;Kamer?verkiezingen in 1933 is geschied. Zeker is echter, dat er bijna evenveel politiek4inkse als politiek=rechtse stemmen door de Protestantsskerkelijken zijn uitgebracht. In hoeverre deze scheiding parallel loopt aan de kerkelijksgodsdienstige scheidingslijn tussen meer recht* en meer vrijzinnigen, is zonder meer natuurlijk niet uit te maken.
3°. Tegenover 538.993 + 825.802 of 1.364.795 stemmen, op politiek linkse partijen uitgebracht, staan slechts 459.481 onkerkelijken, dat is slechts het derde deel! Waarbij we dan nog niet eens hebben meegerekend de linkse stemmen onder de 123.114 op „overige partijen" uitgebrachte stemmen, en voorts het reeds geconstateerde feit verwaars lozen, dat sommige onkerkelijken politieksrechts stemmen.
4°. Wat blijkt er uit tabel XXVI omtrent het huidige verband tussen onkerkelijkheid en socialisme? Laten we een ogenblik veronderstellen, dat de onkerkelijken geen stem hebben uitgebracht op de politieks rechtse partijen, en daartegenover gemakshalve aannemen, dat de „overige" partijen alle links waren. Dan zijn dus de 459.481 stemmen der onkerkelijken uitgebracht op de linkse partijen, die totaal 538.993+825.802+123.114 stemmen of totaal 1.487.909 stemmen behaal* den (waarvan 825.802 rood en 662.107 niet=rood).58) Wanneer we veronderstellen, dat het percentage onkerkelijken onder de nietsrode linkse stemmen het gemiddelde van de gehele bevolking is (14,4%), dan zijn we zeker aan de veilige kant. Dan zouden dus 14,4% van 662.107 of 95.343 onkerkelijken linkssniet=rood hebben gestemd en de rest der onkerkelijken of 364.138 onkerkelijken op de rode partijen. Dat betekent, dat onder de rode stemmen 461.664 afkomstig zijn van kiezers, die lid zijn van een of ander kerkgenootschap, dat is 55,9% van het geheel der rode stemmen. Niemand zal dan ook kunnen betwisten, dat we aan de zeer lage kant zijn wanneer we het aantal kerkelijken onder de rode kiezers, en zeker onder het kiezerscorps der S.D.A.P., op minstens de helft schatten. Ook al betekent kerkelijk hier slechts: lid van een kerkgenootschap — de volkstelling geeft nu eenmaal geen statistiek van de innerlijke gezindheid — dan nog werpt deze uitkomst een duidelijk licht op de ontwikkeling van de houding
58) Behoudens het stemmental van enige kleine rode partijtjes, in de door ons gebruikte bron niet afzonderlijk genoemd.
448