het Instinct, waarmee hij zijn cliënten heeft opgebeurd en de jury om de tuin heeft geleid. Dit tweegesprek geeft aanleiding tot een schitterende filmscène.
Spanning brengt het motief van de fout, welke iedere misdadiger schijnbaar noodzakelijk begaat en die Gentry opnieuw zijn zelfbeheer* sing verliezen doet. Maar als hij, in 't nauw gebracht, in een onbeheerst ogenblik opnieuw een mens doodschiet en daarbij tot zijn ontzetting hem blijkt, dat zijn eerste aanslag mislukt is en de doodgewaande Carmen voor zijn verbijsterende ogen verschijnt, treedt nogmaals zijn intellectueel Alter Ego voor hem in de bres en adviseert hem tot zelf* moord. Hij durft niet en met een afschuwelijk vertrokken masker neemt het Alter Ego van hem afscheid, hem scheldende: „Lafaard!".
De kern van dit filmwerk wordt omgeven door een inlijsting, welke tot het voortreffelijkste behoort, wat men ooit op filmgebied te aan* schouwen heeft gekregen. Dit voorspel, dat zich in het naspel vluchtig herhaalt, is symbolisch en beeldt de furiën af, welke na de moord uit een bloedplas opstijgen, langs de torenhuizen het luchtruim door* klieven en op aarde terugkeren, in hun val de ruiten brekend van de woningen der schuldigen, op wie zij wraak komen nemen.
Al zouden alle verdere factoren, welke een film tezamenstellen, nog zo uitstekend zijn, er zou van het werk niets terechtkomen zonder goede acteurs. De hoofdrolspeler, Claude Rains, heeft indertijd de „onzichtbare man" voorgesteld, maar hier zien wij zijn masker: intel* ligent en, gelijk zijn rol dit eist, vertrokken van boosaardige over* moed. „Ik zou dat cynische lachje wel eens van je gezicht willen ranselen!", zegt zijn mededinger Eddie White. En menigeen in de zaal zal dit uit het hart zijn gegrepen.
AANTEKENINGEN OVER TONEEL
DOOR CORNELIS VETH
ENIGE jongere leden van het Hofstad*Toneel hebben dezer dagen een nachtvoorstelling gegeven in het Trianon*Theater te Den Haag. De baten zouden komen aan het Artisten*Steunfonds, de Oase. Ik weet niet, of het doelmatig is, deze baten te laten afhangen van een publiek, dat na middernacht de dag nogeens opnieuw wil beginnen. Maar dat ik het feit te berde breng, heeft een reden daar buitenom.
Men heeft twee stukken van één bedrijf gegeven, en wel het drama in verzen: Een Florentijns treurspel van Oscar Wilde, en: De Man die de Dood versloeg van Réné Barton. Er is wel eens op aangedrongen
waarom precies heb ik nooit begrepen — dat in ons land meer
toneel in verzen zou worden gespeeld, en ik heb altijd de indruk gehad,
417