gevoel. Door de poëzie krijgen alle verschijnselen deel aan de hogere werkelijkheid, het eeuwig*ene."
En verderop heet het: „Heel het kosmisch leven, of, geeft men er de voorkeur aan, de taal der moderne zielkunde te gebruiken; heel de innerlijke en de uiterlijke werkelijkheid, is het materiaal, dat aan de poëzie ten dienste staat."
Duidelijk en klaar is tenslotte ook de wijze, waarop mevrouw Roland Holst de eigenaardige werking van de poëzie weergeeft, welke geen doel buiten zichzelf heeft en dus geen middel is tot stichting of tot propaganda of tot vermaak, maar die evenals alle kunst de mensen verenigt in liefde voor waarheid, goedheid, schoonheid en gerechtig* heid; die vreugde geeft en het leven verrijkt door haar onweerstaan* baar gevlei van klank en maat, van beeld en rhythme; maar die in de eerste plaats reinigend en zuiverend werkt op het gemoedsleven van lezers of hoorders. En van zeer actueel psychologisch inzicht getuigt haar opmerking, dat deze zuivering slechts geschieden kan, wanneer de dichter zichzelf eerst gelouterd heeft.
„Zijn werk", zegt ze terecht, „kan anderen niet verlossen van hun blinde drang, hun ongelouterde hartstocht, zo hij het niet eerst zichzelf heeft gedaan. Wanneer hij dit niet vermag, wanneer hij er op los klaagt of jammert of vloekt, wanneer hij zijn woedende haat, zijn kokende begeerte, zijn sombere twijfel, zijn wrange ontgoocheling uitstort in woorden even onbeheerst en rauw als zijn gevoelens zelf, dan brengt hij niets tot stand dan de onvrede, de beklemming en de benauwenis, waarin zijn lezers zuchten, nog te vermeerderen."
OUDE BEKENDEN IN NIEUWE GESTALTE
DOOR H. G. CANNEGIETER
Ernst Lubitsch, Het Jolige W'eeuwtje;
Josef von Sternberg, De duivel is een vrouw;
J. Elder Wills, Tijgerbaai;
William Dieterle, Madame Dubarry;
Ben Hecht en Charles MacArthur, Misdaad zonder Hartstocht.
EEn nieuwe creatie van geliefde sterren of ster*combinaties is telkens weer een gebeurtenis, die de filmliefhebber met enige angst tegemoet ziet. Want het is, als men eenmaal beroemd is geworden, niet gemakkelijk, zijn peil te handhaven, en de intensieve exploitatie, waaraan filmacteurs blootstaan, vergroot dit risico. Des te verblijdender is de ervaring, als de gevierde kunstenaars zich nog weer overtroeven.
Dit is het geval geweest met Maurice Chevalier en Jeannette MacDonald in Lubitsch' Het Jolige W'eeuwtje. Maar ook Lubitsch zelf heeft zijn reputatie als regisseur in dit werk hoog gehouden.
411