bovenzinnelijk schijnende uiting van menselijk gemoedsleven: de poëzie. En het is iets om erkentelijk voor te zijn, dat juist twee van onze grootste dichters zich gezet hebben aan een theoretische beschou* wing over hetgeen hun uit eigen ervaring zo van nabij is bekend geworden. Wanneer vrijwel de rest van de moderne dichters van Nederland vergeten zal zijn, zullen Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst nog als klassieke vertegenwoordigers van een bepaald tijdperk met ere genoemd worden. Hun eigenlijke betekenis ligt in hun scheppend werk, maar als een bizondere en meer dan bijkomstige verdienste mag men het hun aanrekenen, dat zij zich rekenschap hebben gegeven omtrent het ondoorgrondelijk schijnend raadsel der poëzie en dat zij dit hebben gedaan op grond van hun ervaring als dichter en krachtens de kennis, welke zij zich hebben verworven door persoonlijk contact met de tijdsstromingen, waaruit de dichterlijke inspiratie gevoed wordt.
Bij dit alles blijft het echter de vraag, in hoever dergelijke theore* tische beschouwingen van belang zijn voor de kringen, die van poëzie plegen te genieten zonder zich in letterkundige studiën te verdiepen. Men kan smakelijk eten zonder enige notie te hebben omtrent de kunstgrepen van den kok in de keuken. Het zou het leven ondragelijk maken, wanneer men, alsvorens een werktuig als de telefoon of de radio te gebruiken, op de hoogte moest zijn van de fabricage dezer artikelen.
Toch vermeerdert enige kennis omtrent de vervaardiging de waarde van het profijt. Inzonderheid ten opzichte van de kunst is dit het geval. Wie onder leiding van een museumdirecteur vertrouwd is geraakt met de eenvoudigste gegevens uit de kunstgeschiedenis, zal met meer vrucht de wandeling langs de wanden met schilderijen volgen. En zo zal enig inzicht in de poëzie in bepaalde gevallen het begrip omtrent de gelezen gedichten ten goede komen en daardoor het genot kunnen versterken.
In bepaalde gevallen. Want deze kost blijft beperkt tot de betrekke* lijk weinige lezers, die ontvankelijk zijn voor theoretische problemen en die bovendien wetenschappelijk voldoende geschoold zijn om de hun geboden voorlichting te kunnen volgen. Voor velen, die toch wel degelijk in staat zijn een goed vers te genieten, zal deze lectuur onver* teerbaar zijn.
Gorter en mevrouw Roland Holst hebben hun stof uit een bepaald gezichtspunt beschouwd: het gezichtspunt dat hun socialisme hun aanwees. Zowel de één als de ander heeft dit licht geprojecteerd ook op die tijdperken der beschavingsgeschiedenis, waarin van socialisme in de moderne zin nog geen sprake kon zijn, maar waarin een man als prof. Quack het toch reeds in beginsel bespeurde. Beiden hebben zij oog gehad ook voor de geestelijke factoren, welke het culturele ont* wikkelingsproces door de eeuwen bepalen. Dit universele verrijkt de waarde van hun werk.
„Het onderzoek naar de kunst, de poëzie", aldus lezen wij m de inleiding, welke het eerste hoofdstuk vormt van deze bundel nagelaten
403