land. Het was de tijd, waarin in Engeland en de Nederlanden de wol* industrie zich snel uitbreidde, wat de wolprijzen in de hoogte dreef. Vele der grote, machtige grondbezitters zagen daarin aanleiding om de boeren, die op of bij hun landgoederen woonden, uit hun woon* steden te verdrijven en daarvan schapenweiden te maken. Met bijtende spot schrijft More daarover in de Utopia: „De Engelse schapen, die overigens zo zacht en volgzaam waren, zijn zulke inhalige, verscheu* rende dieren geworden, dat zij zelfs mensen verslinden en hele velden, huizen en gemeenten verteren en ontvolken."
Om deze en andere redenen vermeerderde snel het aantal bedelaars en misdadigers, daar tegelijkertijd de levensmiddelen in prijs stegen, zodat ook de nog werkenden in de verdrukking kwamen. Tevergeefs trachtte men de ontzettende toestanden door een barbaarse justitie uit de wereld te helpen. Ook hierover hoonde More: „Wat doet zij anders, dan eerst dieven fokken, om ze later op te hangen?"
Krachtens zijn economisch inzicht komt hij tot de conclusie, dat alleen gemeenschapsbezit in staat is de sociale kwalen te genezen. Om het bezwaar te ontzenuwen, dat gemeenschapsbezit practisch onmo* gelijk is, geeft hij een beschrijving van een communistische gemeen* schap, waardoor zijn Utopia zo beroemd is geworden (geschreven in 1516).
Weliswaar beroept More zich ter rechtvaardiging van zijn commu* nisme op Plato's boek over de staat, maar Plato's communisme is van een geheel andere soort dan dat van More. Plato wilde het communisme alleen voor de krijgsadel, dat zijn ideaalstaat zou moeten be* heersen. Voor de arbeiders, de boeren en de handwerkers zou het particulier eigendom moeten blijven voortbestaan. De krijgsadel zelf zou niets produceren. Zijn communisme zou er slechts een zijn van genotmidelen en niet van productiemiddelen.
Gans anders is de staat van More georganiseerd. Alle leden van de gemeenschap werken er in en voor hen allen bestaat het gemeen* schapsbezit, speciaal dat van de productiemiddelen. Ieder drijft landbouw en heeft daarnaast een handwerk. Allen werken volgens een plan voor de gemeenschap. De dagelijkse arbeidstijd bedraagt zes uur. Dit is voldoende, daar niemand met de handen over elkaar zit. De vrouwen werken evenals de mannen, rijke of adellijke leeg* lopers zijn er niet, ook geen bedelaars. Geen beuzelarijen, geen ver* spilling van werk door werkloosheid. „Bijgevolg is de korte werktijd niet alleen voldoende, maar meer dan genoeg om een overvloed te produceren van alles, wat het leven noodzakelijk en aangenaam maakt."
Tot deze overtuiging kwam de economisch geschoolde More reeds in een tijd, toen de machine in de industrie nog geen rol speelde. Hij zou heden ten dage een nog kortere werktijd verlangen om aan ieder werkgelegenheid te geven.
More's Utopia is geen zinloze fantasie, doch de uitkomst van diepe en originele economische kennis van wat zijn tijd nodig had. De Utopia is het eerste economisch, niet ethisch of politiek gefundeerde com* munistische systeem. Dit was voor More geen romantisch spel, doch
398