DE BLOEMEN.
Jóngen" en gloorde van trots, wanneer eene dame op straat het kind had aangesproken, getroffen door de bekoorlijkheid van zijn blonde krullen eh zijn mooi gezichtje; dan kwam Lotje opgewonden thuis om te vertellen van „haar Bob's" veroveringen. In haar oogen was alles buitengewoon van hem en geen kind kon met hem vergeleken worden.
Toen Bobby vier jaar was en zijn zusje werd geboren, werd bij heelemaal niet op den achtergrond geschoven: het grootste plekje in haar hart bleef voor hem open.
Lotje was een zestienjarig meisje, toen ze bij Enny in dienst trad; hoekig van gestalte, onuitgegroeid en met onregelmatige trekken, ze had prachtige zwarte oogen en rossig haar en de keukenmeid maakte haar meermalen uit voor ,,'n mormel".
Enny en haar man dachten er anders over, vooral toen na een paar jaren van goede voeding en geregeld werken haar wangen gevulder werden, haar hoekigheid verdween en de slungelachtige bewegingen plaats maakten voor een aangeboren gratie.
Ze was lief en zacht, met een altijd opgewekt humeur; vreeselijk nonchalant; ook zwak van karakter en onbeschrijfelijk gevoelig voor de bewondering die ze opwekte.
Eerst gingen de bewijzen van hulde haar voorbij, ze was toen nog te onschuldig en naïf, later vond zij vreugde in de bewonderende blikken die ze opving, in half gefluisterde of direct toegeworpen woorden, die ze toch niet kon laten bij zich zelf te herbalen.
Toen kwam er een tijd dat ze yvoeg om meer „uitgaan" en avondjes en Enny wél begrijpend, praatte met haar, bracht haar alles onder het oog, hoe ze weg zou moeten van Bobby en zusje!
Onder tranen beloofde Lotje beterschap. Zei dat ze „het besterven" zou als ze gescheiden zou worden van haar jongen, dien ze nog met dezelfde innige liefde aanhing als tevoren'. Maar ze was toch niet bestand tegen de groote verleiding en ze moest vertrekken,
Enny zelf huilde half en de kinderen waren kribbig en slecht gehumeurd tegen het nieuwe kindermeisje dat niet bezat dezelfde tact, niet kon beschikken over de onuitputtelijke vroolijkheid, die op de kinderen zoo aanstekelijk werkte; iedereen in huis miste haar. Eenmaal had Enny haar teruggezien; toen ze langs de strandboulevard wandelde, de kinderen een paar passen vóór;