EMMA, DE BRUID
zond, zij antwoordde niet op de bezorgde vragen harer huisgenooten, zij scheen te slapen en reageerde op niets.
— Een zenuwuitputting, zeide de dokter, waarschijnlijk de reactie op een te drukke winter; komt best terecht.
Emma, die wist, twijfelde aan deze geruststellende woorden. Angstig zat zij uren lang in Lëni's kamer, en bespiedde haar zuster, zooals deze, slechts schijnbaar slapend, met open oogen te staren lag. Des te verwonderder was zij, Leni op een morgen, na haar stereotiepe vraag, waarop het antwoord tot dusverre een vaag, mat gebaar was geweest, — hoe gaat 't je, Leni? — te hooren zeggen:
— Goed.
Emma ademde öp van een namelooze verlichting.
Waarvoor zij had gevreesd, zij had het zich in haar intiemste gedachten nauwelijks durven voorstellen.... maar een ontzettend zelfverwijt had haar gekweld, dat zij aan de arme Leni haar zegevierende mededeeling omtrent Yvo had gedaan,
Hoe zij er toe gekomen was? Ja, vanzelf! in de bewogenheid van het gesprek.... vanzelf waren haar de zoo veel beteekenende woorden ontsnapt....
— Word je wat beter? vroeg zij verheugd.
— Ik ben niet ziek geweest 'tWas ik weet 't
precies.... 'n zenuwuitputting, die alleen door rust en eenzaamheid kon genezen....
— Anders niets?
— Weineen. Wat heb je dan gedacht?
— O, ik.... zei Emma. Ik ben zoo woedend op mezelf geweest, en ik heb me zoo diep verweten, dat....
Er kwam een klein lachje om Leni's lippen.
— En je begrijpt niet, hoe je me door die onrust vernedert? Neen, 't was goéd, dat je hebt gesproken. Ik
wenschte immers zekerheid,dat Yvo nooit om me zou geven? Ik heb nu die zékerheid.
— Maar die heeft je toch geknakt....
— O neen, dat was 't niet. De spanning van m'n zenuwen brak er door. En dat moest gebeuren, vroeg of laat.