DE MUZIEKSCHIJF
Het resultaat van een Prijsvraag
Schubert & Atterberg
Manuel de Falla op de plaat Iris
Verrassingen van Pathé en van Brunswick
Over het algemeen laten de groote uitgeversfirma's zich leiden door wat zij de smaak van het publiek noemen. Maar zij vergeten dat dit een zeer vaag begrip is. En voor ieder anders. Bovendien moet men zich daaraan niet onderwerpen, maar moet men die beheerschen, vormen, leiden. Men kan een werk, dat inderdaad waarde heeft, aan de koopers „opdringen", d. w. z. men kan bij hen de behoefte wekken om het te bezitten. Maar men mag niet generaliseeren. Hoewel in hoofdzaak de uitgevers zich angstvallig vastklemmen aan het beproefde, voor een deel „afgezaagde" repertoire wagen zij zoo nu en dan eens een sprong in het „Nieuwe". Thans ligt naast mij een symphonie van de Zweedsche componist, musicoloog en criticus, Kurt Atterberg, in de als altijd perfecte Polydor-uitvoering. Het album van deze „zesde symphonie" zoo goed als nooit nog in de concertzaal ten gehoore gebracht is als het ware een première welke thuis bezorgd wordt (Polydor 95193, 95194, 95195).
Kurt Atterberg's Symphonie kreeg het vorige jaar bij de prijsvraag ter eere van de Schubertfeesten, uitgeschreven de eerste prijs n.1. 250000 gulden. Deze prijsvraag gaf vier verschillende onderwerpen op aan de mededingers, waaruit zij kiezen mochten. Deze waren:
le. Het schrijven van een slot aan de Unvollendete;
2e. Het schrijven van een symphonie door deze bovengenoemde geïnspireerd;
3e. Het componeeren van een symphonie die als een hulde aan Schubert beschouwd zou kunnen worden.
4e. Het maken van een aantal variaties op themata van Schubert. De symphonie van Atterberg is als een oplossing van de 3e vraag bedoeld. Maar het is moeilijk om in dit werk iets van den invloed of van de mentaliteit des grooten meesters te herkennen. Dat wil echter niet zeggen dat het geheel buiten dén prijsvraag en buiten de Schubert-herdenking om, niet vele verdienden zou hebben. Het is, ondanks een buitengewoon knappe en goed volgehouden schriftuur, een werk dat ongelijk is. Het bevat naast banale gedeelten enkele, voortreffelijke, krachtige passages, welke het redden. Men kan generaliseerend zeggen dat het, voor en tegen naast elkaar afwegende, de moeite waard is om er ernstig kennis mee te maken. De schrijver is Iemand.
In het eerste gedeelte — Moderato — vinden we een aantal aardige gedeelten georkestreerd op een manier die meer aan Richard Strauss — van wien de componist zeker grooten invloed onderging — dan aan Schubert doet denken.
HIS MASTER'S VOICE
N.V. Dutch Gramophone Comp.
A'damsche Veerkade 22-22a
's-Gravenhage
Atterberg's palet is vol rijke kleurnuancen. Hij heeft verder een breede, machtige stijl.
Het 2e gedeelte — Adagio — is iets minder geslaagd, maar daarentegen is het Vivace (3e deel) bijzonder opmerkelijk. Hier is een overdaad van geest en van oprecht gevoel voor humor; eén zeer schilderachtige orkestratie; te samen een indruk gevend van een intense veelvuldige muzikale bewogenheid.
Atterberg is zeer zeker een musicus met groote compositorische gaven. Zijn werk heeft telkens een eigen persoonlijke toon, er spreekt hier en daar een mannelijk gevoel en vooral een groote expressieve kracht uit. Men heeft naar aanleiding van deze 6e symphonie verteld, dat Atterberg verklaard zou hebben dat deze compositie slechts als grap gemaakt zou zijn, om de jury te misleiden en om de dwaasheid van prijsvragen als deze aan de kaak te stellen. In hoeverre dit bericht waar is kunnen wij niet beoordeelen. Het lijkt ons positief onjuist te zijn. Maar wij hebben ten slotte slechts met het resultaat te maken en dit is — al moge er dan ook vele en gegronde reserves te maken Zjjn — jn elk geval uiterst interessant. De aanbevelenswaardige uitvoering van Polydor werd toevertrouwd aan het Berlijnsche Philharmonische orkest, onder leiding van den componist, hetgeen een waarborg voor een stijlzuivere opvatting is. Er bestaat nog een opname van deze symphonie door Sir Thomas Beecham met de Royal Philharmonic Society geregistreerd door Columbia (Col. L. 2160—63). Belangrijker nog is Polydor's uitgave van twee fragmenten uit De Fallas opera „La Vida Breva." Deze opera speelt in Andalusië. Het is wel geheel de atmosfeer van Spanje, met al zijn hartstocht en zijn mystiek, die we in de korte tableaux van dit muziekwerk herkennen. In dit zoo persoonlijke werk trilt verborgen de levende ziel van een volk. Dit eischt eenige nadere toelichting. Zooals alle musici uit de school van Pedrell, die zijn beginselen neerlei in de brochure „Per Nostra Muscia" (1891), ging De Falla uit van de melodische overleveringen van zijn volk.
Pedrell schreef: „Le drame lyrique national n'est, autre chose qu'un chant populaire développé dans les proportions voulues pour le drame; c'est le chant populaire transformé". En De Falla ging' van deze stelling uit, maar gaf er een wijdere en diepere beteekenis aan. In 1925 verklaart hij: „Les éléments essentiels de la mu-