DE HOLLANDSCHE REVUE

523

Reule stootte en brieschte zijn rol als gewoonlijk uit met een ontelbaar aantal verkeerde accenten en Minny Erfmann deed wanhopige pogingen om zich naast een ras-actrice als Fientje de la Mar te handhaven. Hetgeen jammerlijk mislukte door gebrek aan talent en wat er zooal meer bij tooneelspelen te pas komt.

-*

Belangrijk beter, maar dan ook beter bezet kwam „Schoon Schip" over het voetlicht.

Een geestig stuk van Frederic Lonsdale met Fie Carelsen, Gimberg en van Gasteren in de hoofdrollen; wat wil men meer en beter? Drie voortreffelijke kunstenaars, die hun uitenst vlotte speeltalent in enkele kostelijk geschreven scènes uitbuiten. Het exposé is rijkelijk lang en vult het gansche eerste bedrijf, het tweede is verrassend van vinding, maar niet bepaald een kiesche schoonmaak, die de auteur (v. Gasteren) in zijn huis onderneemt.

De prostituée, die hij van de straat haalt om het vuile werk te doen en de slechte vrienden van zijn vrouw te choqueeren, is een geneesmiddel, dat alle recht heeft om erger te zijn dan de kwaal.

Edoch op het tooneel komt veel terecht en dus ook deze rigoureuze maatregel. Het slotbedrijf stijgt tot een hoogte, die men niet had durven verwachten. Schitterend hebben Gimberg en van Gasteren de grande scène vertolkt. Dat was in alle opzichten af en goed en deed al het min geloofwaardige en min-smakelijke van deze intrige vergeten.

En alsof het Rott. Hofstadtooneel het erop gezet had om nu eens het meest heterogene blijspel-trio te lanceeren, heeft het aan Schoon Schip en Minna von Barnhelm nog De Tante van Charley toegevoegd. Daar zit nog zoo'n echte poffertjeslucht aan vast uit den tijd, dat het in een houten tent de banken deed kraken van den lach.

Kermis, poffertjes en de Tante van Charley!

De meeste jongeren kennen tegenwoordig hoogstens het „Voorjaarsfeest" en

„poêles", alzoo viel er oogenschijnlijk wederom een gebrek in de opvoeding te herstellen.

Maar ik zou mij heel goed kunnen indenken, dat jonge menschen, die zoo vaak de verhalen van hun familieleden over „de Tante van Charley" hebben gehoord, na deze travestieklucht, zich heilig voornemen geen nieuwe pogingen te doen om „pour acquit de concience", ook eens zoo'n oude kermisklucht te gaan zien. Want, al is Adolphe Engers ongetwijfeld een acteur met een sterk komisch talent, het was toch wel erg bas-comique wat hij als Charley's Tante presteerde en eerlijk gezegd, nogal dégoutant. Het oorspronkelijke stuk is niet geschreven voor dezen tijd van korte rokken en décolleté tot in de lendenen. En als men dan den spekrug en de vette armen van een man uit zulk een modern vrouwentoilet te voorschijn ziet komen en twee jonge meisjes op de knieën van deze pseudo-tante ziet zitten, heeft men na het eerste bedrijf al meer dan genoeg van deze kermisklucht, waaraan het publiek niettemin kostelijk smulde.

Waar zoo'n Koninklijke Schouwburg al niet voor gebruikt wordt!

■» - 1 >

suri ïrm stripedart

jg|T~ SILKsCOTTON

GEGARANDEERD ONVE R5CHIE TBAAR

SCHOORSTEENRAND

MET FRANJE 50 X 2007- ^JW

TAFELKLEED £1.

MET FRANJE IOO x IOO '/« **!y9

TAFELKLEED J"

MET FRANJE I20xl20&

K U S S EN

MET KOORD 4SxOO'A

METZ&G^

I ^™ ^""^^AMSTERDAM

DEN HAAG

Neen! Dit geval hoort werkelijke nergens anders thuis dan in een houten tent op een Marktplein tusschen het Vlooientheater en het Lachspiegelpaleis en tegenover de zeemeermin met de baard. De baklucht van de poffertjes moet in de zaal hangen. Hulde aan Jan van der Linden, die uitstekend een strammen kolonel en vader typeerde. Hulde ook aan de overige acteurs en actrices, die in uiterst snel tempo spelend, dragelijk hebben gemaakt, wat anders een indigestie had kunnen bezorgen.

Zum Schluss het echte Wiener

Burgtheater met „Die Frau in der Wolke", dat bij een goed Nederlandsch gezelschap als b.v. het Vereenigd Tooneel met Cees Laseur en Vera Bondam minstens zoo goed gespeeld zou kunnen worden.

Maar dan zouden zij toch één

actrice moeten leenen van het Burgtheater, n.1. Rosa Albach-Retty. Wat zij gepresteerd heeft, is naar onze critische tooneelgevoelens, volmaakt. Schitterend van het begin tot het einde heeft zij haar moeilijke rol vertolkt en telkens op onnavolgbare wijze de snelle gedaanteverwisseling van Gna'dige Frau tot Kammerfrau en omgekeerd tot het glanspunt van stuk en vertooning gemaakt. Het tempo was uiterst vlot en spel en spreken bijzonder natuurlijk. Maar ik constateer het met klem en genoegen, dat kunnen onze eigen goede acteurs en actrices zeker niet minder. Helaas kan ik niet oordeelen over de als zoo perfect gesignaleerde vertooning van Désiré, zoodat ik wellicht iets te weinig enthousiast ben over het van „zoovèr" gekomen Wiener Burgtheater. Ook zeg ik Maria Mayen bij een vorig bezoek niet in Lie-

belei. Een gebrek in mijn Ja, daar

zullen er meer aan sukkelen in dezen haastigen tijd, die de opvoeding' wel eens in het gedrang brengt. Hulde dus aan het Wiener Burgtheater en aan onze eigen Hollandsche spelers, die het buitenland zouden kunnen veroveren, als ze daar maar Hollandsch verstonden en ook een klein tikje onze zwakheden hadden.

A. DEN HERTOG.