TOONEELNO TITIES
Schoonmaak en Voorjaarsopruiming
Alles moet weg!
Dezer dagen kon men in een Berlijnsche correspondentie van de N. R. C. lezen, dat in de Duitsche hoofdstad binnen één maand niet minder dan vijf stukken met een anti-doodstraf-tendenz waren vertoond. Een loslippig regisseur verklapte, dat het niet zoozeer een opvallend, eendrachtige actie tegen de doodstraf was, die de directeuren tot deze geweldige charge had aangezet, doch dat deze een zuiver „kaufmannische" oorzaak had. Een wet op de doodstraf in Duitschland zou n.1. vermoedelijk spoedig tot stand komen en alzoo was het zaak de anti-doodstraf-stukken haastigiijk van de hand te doen.
Vergelijkingen maken is gevaarlijk en zeer zeker vergelijkingen tusschen het Hollandsche en het Duitsche tooneel, maar een beetje „Spring-cleaning" is er op onze planken toch wel te bespeuren geweest.
Vonders Maria Stuart, Lessing's Minna von Barnhelm en (om nu maar in grooten stijl door te gaan) Zoetmulder's „Vrouw, die verloor'' waren nog blijven liggen van het klassieke of ernstig-degelijke winter-repertoire en moesten er nu maar uit. Weliswaar had Maria Stuart al langer gelegen en Zoetmulder's stuk misschien ook wel, maar ten slotte moet in elk huis wel eens „schoon schip" worden gemaakt zooals in het geestige stuk van dien naam van Fred. Lonsdale, waarvan het Vereemigd Rott. Hofstadtooneel een zeer geslaagde vertooning gaf. Twee Revue's, vol jolijt en mooie beenen concurreeren naar de gunst van al wat over een lever en lachspieren beschikt, „De Tante van Charley" springt rond in onzen Koninklijken Kunsttempel. Het Theater Heerengracht krijgt bioscoop-aspiraties ....
Zijn dat geen onmiskenbare teekenen van seizoenverandering, al werkt de temperatuur nog niet mee? Toch twijfel ik niet, of vele andere aangekondigde stukken zullen bij de groote voor jaarsschoonmaak ,slechts wat zijn
afgestoft om voor het volgende winterseizoen te worden bewaard. Ze liggen misschien ook nog niet zoo lang als „Maria Stuart". Maar in allen ernst. Eduard Verkade heeft door zijn prachtige vertooning van „Maria Stuart" vele Vondel-vereerders een schoonen avond bezorgd en een hooge borst van „zie-je-nou-wel-dat-Vondel-het-doet?" Hij heeft Vondel-kenners, die zeer sceptisch gestemd waren, een niet onaardige verrassing bezorgd. Hij heeft Vondel-niet-kenners gelegenheid gegeven dit te kort in hun litteraire opvoeding aan te vullen. Kortom, hij heeft met deze vertooning een succes behaald, dat Vondel-zelf genoegen zou hebben gedaan. En toch!.... Was dit nu tooneel? Een bekend kritikus uitte zich kenschetsend (niet in de courant!) met de woorden: „Het was prachtig-mooi en stom-vervelend." Maar hij kent zijn Vondel dan ook op een prik en weet precies hoe de verzen gezegd moeten worden.
Ik moet eerlijk bekennen, dat ik dit niet zoo precies weet, want ik behoorde tot de categorie, die een gebrek in hun opvoeding kwamen herstellen. Ik heb geboeid zitten luisteren naar de schoone, onvervalschte Hollandsche Taal, die als muziek tot mij doordrong en in veelheid van klanken en woorden mij min of meer een openbaring was.
Deze daad van het Vereenigd Tooneel was er een, die respect afdwong; een daad van durf, toewijding en fijnen smaak.
Verkade vond een eenvoudige en schoone oplossing voor het decor. Aber das Einfache ist schwer! Zes weken repeteerde men. Het resultaat was een succes.... cum laude! Maar Vondel heeft in Maria Stuart toch wel duivelsch weinig begrip van tooneel getoond. Slechts het derde bedrijf kan op dramatische actie bogen. En dat ligt niet aan de spelers. De lof is hem reeds van alle zijden toegezongen. Alleen der vertolkster van de
hoofdrol heeft men dezen lof onthouden.
Ik voel behoefte daartegen in 't geweer te komen. Vera Bondam heeft met haar warme klankrijke stem een „mensch" doen spreken. Zij mag dan niet in elk detail de gemartelde Majesteit zijn geweest, geen Koningin in een kerker, geen martelares voor het geloof en misschien nog wel andere dingen niet, die Vondel- en Stuart-kenners zoetjesaan om deze figuur heen geschreven
hebben maar zij lééfde, zij lééd, zij
sprak tot ons met haar hart en haar ziel. Dit was de redding van dit spel, dat zonder de indringende en duidelijke voordracht van Vera Bondam niet het succes zou hebben gehad, dat het nu te beurt viel.
+
Nog meer gebreken in veler opvoeding waren er te herstellen. Minna von Barnhelm hebben wij gelezen op de H. B. S. Onze kinderen zullen het ook lezen, ik twijfel er niet aan. De belangstelling was dan ook opvallend. De jongeren verwachtten er veel van om een goede beurt op school te maken. De ouderen herinnerden zich niets meer van dit veel gelezen blijspel. Welnu, het is aardig, maar wel wat erg breed uitgesmeerd voor zoo'n klein klontje boter en eigenlijk zitten de ouderen er een beetje mee in als de jongens vragen waarom dit stuk nu toch altijd op de scholen moet worden gelezen. Je aarzelt tusschen de verschillende antwoorden: „Omdat het Duitsch is", „Omdat het ganz harmlos is", „omdat je nu eenmaal zooiets lezen moet". Je zegt ten slotte „dat Lessing een beroemd dichter was". Ach ja, de schoolsche en schoolmeesterswijsheid is niet zoo gemakkelijk te doorgronden.
Intusschen was het een frissche, fleurige vertooning van het Rott. Hofstadtooneel, waarin Jan van der Linden een uitmuntend type maakte van den oppasser Just, en Fientje de la Mar weer een robuste, markante figuur op de planken was.