DE HOLLANDSCHE REVUE
493
lang duurde voordat hij op een vraag antwoord gaf, dat die antwoorden dan nog altijd zeer kort waren, en dat hij in het algemeen liever niet sprak dan wel.
Tegenover onzen Willem den Zwijger zien wij hier dus het beeld van Philips den Zwijger!
***
Reeds bij zijn debuut was het leven niet makkelijk voor hem. Hij was heel jong reeds getrouwd met een nichtje, Dona Maria. Allen zijn het er over eens dat hij veel van haar hield. Na twee jaren stierf zij bij de geboorte van een zoon.
Maandenlang sloot Philips zich op in een klooster bij Valladolid. Pas drie jaren daarna ging hij, op aandringen van zijn vader, een reis door het rijk maken. Hij vond geen genoegen in de festijnen van de Duitschers, noch in die der Vlamingen, ofschoon hij, op last van den keizer, tweemaal zooveel dronk als zijn gewoonte was! Hij sprak geen Vlaamsen, en geen Fransch, en het was dus een zwijgende reis, niettegenstaande de grootsche ontvangst, welke hem overal werd bereid. Op die reis maakte de jonge Philips zich zijn eerste vijanden. Het schijnt dat hij later een gunstiger indruk maakte op de Engelschen, toen hij dat land bezocht ter gelegenheid van zijn tweede huwelijk. De taal sprak hij ook niet, maar hij maakte veel goed door bij iedere receptie alle dames, jong en oud, die aan hem werden voorgesteld, te kussen, zoodat zij allen buitengewoon goed over hem te spreken waren.
Over zijn tweede huwelijk staan de meeningen ook weer lijnrecht tegenover elkaar. Sommigen zeggen dat de echtgenooten elkaar wederzijds haatten, terwijl anderen verklaren dat Philips zeer goed en hoffelijk voor zijn gemalin was, hetgeen te meer lof zou verdienen, aangezien zij „in het geheel niet schoon, klein, eerder mager dan dik (de slanke lijn vond in die dagen nog weinig appreciatie!), zeer bleek, zeer blond en zonder wenkbrauwen was, terwijl zij zich heel slecht kleedde."
Zoo vinden we van Philips altijd naast
elkaar twee beeltenissen: de eene toont
hem als een gewoon mensch, de andere
als een „slechtaard".
Dezelfde Venetiaansche gezant geeft
nog de volgende beschrijving van den
vorst:
„Hij voelt weinig voor oorlog en is van een vredelievenden aard. Ook voelt hij weinig voor ridderspelen en tournooien, maar des te meer voor de studie der historie en der geographie. Verder was hij goed op de hoogte van architectuur, en hanteerde met gemak het palet en de penseel".
Ja, hij was zelfs een voorlooper van den grooten Franschman Bertillon, die de anthropometrie uitvond. Want toen een zekere edelman Juan Facon de vlucht had genomen, liet Philips een groot aantal malen diens portret schilderen en in de havensteden van Spanje verspreiden, waardoor men er in slaagde den vluchteling te pakken, toen hij zich aan boord van een schip wilde begeven.
Doch deze goedwaardige Philips, die „Bertillonnetje" speelde, en schilderijtjes maakte als een oude vrijster uit het eind der vorige eeuw, is een vergeten man. Wij kennen slechts den Philips van de Inquisitie, den beul van De Montigny, van honderden anderen en zelfs van zijn eigen zoon Don Carlos! Wij kennen slechts den ijzigen zwijger, die over den dood zijner tweede vrouw het volgende laconieke briefje aan den Hertog van Alva schreef:
Zij beviel van eene dochter van vier of vijf maanden, anderhalf uur voor haar dood: de infante werd gedoopt en ging ten hemel, tegelijk met haar moeder. En over zijn eigen zoon, Don Carlos, dien hij deed opsluiten, en die in den kerker stierf, waarbij nooit is komen vast te staan of de vader hem niet heeft doen dooden, schreef hij aan de grootmoeder van den ongelukkige:
Mijn besluit is niet genomen naar aanleiding van een misstap of van gebrek aan eerbied. Wanneer het een straf was, dan zou die straf haar tijd en haar einde hebben; ik kan ook niet
hopen, dat ik mijn zoon anders zal zien worden. Er is een andere oorzaak en een andere reden; en de genezing schuilt niet in den tijd en niet in bepaalde maatregelen. Ik heb daarin een offer aan God willen brengen van mijn eigen vleesch en bloed, en ik heb willen toonen dat ik Zijn belangen en het heil der Christenheid boven iedere menschelijke overweging stel.
Het is nooit komen vast te staan of hij den dood van Don Carlos (1545—1568) heeft bespoedigd. We weten alleen, dat hij weigerde den armen jongen te bezoeken, en dat hij dit ook aan de moeder verbood. We weten ook, dat hij, na den dood van Don Carlos, zich nog meer opsloot in het Escuriaal, waar de verlaten zalen het juiste decor vormden voor zijn gemartelde ziel. Hij had zijn eigen zoon geofferd! Maar niet alleen dat zijn ziel ziek was, ook zijn lichaam leed duldelooze pijnen. Vanaf zijn jongensjaren had hij chronische darmaandoeningen, welke met hevige krampen gepaard gingen. De geneesheeren van dien tijd schreven veel beweging en vooral paardrijden als de beste geneesmethoden voor! Daarbij kwamen rhumatische pijnen en geregelde aanvallen van jicht, waaraan ook zijn vader, Karei V, doch alleen in de laatste jaren van zijn leven, geleden had.
Hoezeer Philips door pijnen geplaagd werd, moge blijken uit het feit dat hij zelf een stoel uitvond, (door den onlangs overleden Dr. Cabanès in een zijner historische werken gepubliceerd), waarvan leuning en onderstuk zoodanig versteld konden worden, dat den lijder een weinig verademing werd gegeven!
Wanneer we Philips den Tweede zoo beschouwen, dan zien we een man, ziek naar lichaam en ziel, en beladen met een taak, waar hij niet tegen opgewassen was. Een beul, een wreedaard, die andere lijden deed, maar die ook zelf onafgebroken leed! Een rampzalige, jichtige gek, door de omstandigheden op een troon gesmeten