484

DE HOLLANDSCHE REVUE

VOOR ONZE KINDEREN

DE PRINSES EN DE SCHILDKNAAP

Prinses Myra leunde uit het boogvenster van de groote kamer, waar ze dag aan dag achter het spinnewiel zat, het wieltje liet snorren, snorren, -tot ze er moe en vervelend van werd. De mooie rose rozen, die langs het boogvenster groeiden, geurden zoetekes en vol welbehagen snoof Prinses Myra die zoete (geuren op. Over de verre landen scheen stralend de warme middagzon en zette alles in kleur en gloed.

„O, wat is het schoon buiten", fluisterde Prinses Myra. „Wat zou ik gaarne willen loopen tusschen het rijpende koren en de geur opsnuiven van het pas gesneden gras. Maar ik moet spinnen, spinnen, heel den zonnigen, blijen dag. Ik mag alleen de schoone natuur zien uit dit boogvenster, verder niets." Prinses Myra was door den vijand van haar vader, den koning van het land waarmee haar land in oorlog was, gevangen genomen en naar een afgezonderd kasteel gebracht, waar ze streng bewaakt werd door een oude dienstbode, die er uitzag als een heks en de arme achttienjarige prinses meer snauwen dan goede woorden gaf. Ver van haar geboorteland, in onzekerheid of haar lieve ouders nog leefden, bracht Prinses Myra nu al drie maanden in volslagen eenzaamheid door in het oude bouwvallige kasteel. „O, kwam er toch maar redding opdagen!" zuchtte zij. „Hebben dan al onze trouwe onderdanen me vergeten? Waarom is er niemand die me is gaan zoeken?"

Toen klonk een zacht, ijl stemmetje op en 't was of het kwam uit de rozen, die langs het boogvenster opklommen. „Ik ben gekomen om je te redden, Prinsesje, maar je kunt me niet zien, je moet me zoeken, zoeken!" Prinses Myra dacht, dat ze droomde en haar mooie, blauwe oogen dwaalden verward langs de klimrozen.

Ik zal je terug brengen in je land, zoek me dan toch!" klonk dringender nog het ijle stemmetje. „Waar moet ik je zoeken? vroeg in wanhoop Prinses Myra. „Ik mag bet kasteel niet uit. O, zeg het toch, laat me niet in onzekerheid!" „Ik kan het je niet zeggen, je moet zelf uitvinden waar ik ben. Geef je oogen den kost."

De prinses keek langs de rozen, die rankten langs den muur en ze keek van boven naar beneden, maar ze zag

„Ben je een roos, een blaadje, een tak?

Ben je een bijtje, een vogeltje, een

rups? O, wat ben je?"

Er kwam geen antwoord en de arme,

jonge prinses legde het moede hoofd in

de handen en snikte zacht.

„Zie het kleine niet voorbij, Prinses

Myra! Je oogen waren gewend alleen

te kijken naar wat mooi en groot en

sterk was! Het onaanzienlijke, het

zwakke, mismaakte, stond je tegen.

Heb je niet met je speelgenooten, den kleinen, gebochelden en zwakken tuinmansjongen gehoond en uitgelachen, die door je vader's goedheid in dienst genomen'was? Die ben ik. Zoek me dan!" ., .

O' o'" huilde de prinses. „Ja, ik weet het. Ik heb je uitgelachen, arme, mismaakte Winny. Maar, och, ik ben genoeg gestraft. Die drie maanden m dit kasteel zijn een marteling geweest en denk eens aan de smart die ik heb, nu ik zoo wreed gescheiden ben van mijn lieve ouders. Help me toch, Wmny. Vergeet en vergeef en red me!" Zoek me dan, Prinses Myra met de gouden haren en de mooie blauwe oogen. Zoek me, Prinses Myra, geef je mooie oogen den kost en weet het kleine, onaanzienlijke te vinden." _ Handenwringend boog de prinses zich verder nog uit het venster. Ach, ik vind hem niet," weeklaagde ze. „Hoe zou hij ook te vinden zijn, tusschen de rozen."

En toch kun je er me vinden, mijn blonde prinses. Tusschen de volle, rose rozen, die je hun geuren toezenden kun je den verschrompelden, kleinen Wmny vinden. Zoek dan!" Alsof haar oogen er heen getrokken werden, zoo keek Prinses Myra opeens naar het ééne dorre verschrompelde blaadje, dat aan een tak vol rozen en frissche bladen zat. En terwijl er volkomen windstilte was en alle rozen en rozenbladeren onbewogen waren, begon plotseling dit eene verdorde blad, dat groezelig aandeed tusschen alle frischheid, te bewegen. Toen strekte Prinses Myra haarkleine, blanke hand uit en streelde ze zacht over het verschrompelde blad. Er voer een riling doorheen en het viel naar beneden in den hof. En op hetzelfde oogenblik, dat het blad naar beneden viel, stond voor Prinses Myra's verbaasde blikken een ruiter te paard in den hof en een haar welbekende stem zei:

„Spring naar beneden, Prinses Myra, ik vang je op!"

En toen hij haar zag weifelen, drong hij aan:

„Vlug, spring! ik vang je!" Ze liet zich vallen en kwam juist zoo terecht, dat ze voor hem in het zadel kwam te zitten.

Hij gaf het dier de sporen en voort, voort snelde het in wilden ren tot het eindelijk stil hield voor het kasteel van Prinses Myra's vader. Toen tilde de ruiter haar van het paard en hij droeg haar binnen en toog met z'n lichte last regelrecht naar de groote zaal waar eenzaam en bedroefd haar ouders zaten. Vader! Moeder!" kreet de prinses en toen omsloten haar cle armen van de gelukkige ouders en voelde ze zich veilig in de koestering van dit warme

"we^'hebben den vijand overwonnen, öns land is behouden, maar onze grootste schat moesten we missen," zei de

koning en z'n stem trilde van ontroering, nu ze die groote schat weer de hunne mochten noemen. „Winny!" riep hij den koenen ruiter tot zich, die hem zijn kind terug gebracht had. „Kom hier, mijn brave knaap, voortaan zul je mijn schildknaap zijn."

En Prinses Myra, zich naar hem toe keerend zei: „Winny, ik dank je voor mijn redding en ik dank je ook, voor de les, die je me gegeven hebt. Ik geloof niet, dat ik ooit in m'n leven meer

spotten zal met met "

Ze wilde zeggen, met mismaaktheid, toen ze plotseling zag, hoe de zijne geheel verdwenen was en hij als een fieren, van lijf en leden rechten knaap voor haar stond.

„Prinses Myra", zei hij, terwijl hij zich 'diep voor haar boog, „de feeën hebben ons beiden een geschenk gegeven. Ze gaven u de macht, om met één beweging van uw zachte hand mij van een verschrompeld, dor blaadje te veranderen in een man, die de krachten welke hem geschonken zijn tot z'n laatsten ademtocht in dienst zal stellen van z'n blonde prinses en zijn geliefd Vorstenhuis."

Achterwaarts loopend verliet hij de zaal, de gelukkige ouders met hun weergevonden dochter keken hem vriendelijk lachend na.

OPLOSSINGEN UIT HET NUMMER VAN 15 APRIL

Heilbot — h — bes — Dries — Zebra — fok — t.

Friesland — f — ark — stift — bleeken — koord — ale — a — n — Ida. Meerkol.

Weerhaan — ree — waar — hen. Weegschaal — wars — Velp — mees — leeg — kast — echt — heug — taks — baat — kaal.

Oplossingen der raadsels, correspon dentie enz., aan de redactie der jeugd rubriek, Huddekade 2, Amsterdam.