478

DE HOLLANDSCHE REVUE

tik tik tik. . Het is bijna niet

te hooren, niemand hoort het, alleen jezelf hoort het, en je hart staat stil. Je bent er den volgenden dag dadelijk mee in de garage.... en laat het hooren, alsof ze je iets verkocht hebben, wat absoluut ondeugdelijk is, iets wat nooit meer te herstellen zal zijn. Weer lachen de monteurs je stilletjes uit, maar laten het niet merken. Want voor reparatie-inrichtingen is dat tikje de ziel van de negotie. Als ze de patiënten niet hadden, die geregeld met dergelijke wissewasjes aan kwamen zetten, dan zou de reparatieinrichting een droef bestaan hebben. Zoolang het nog onder de garantie gaat, dan is zoo'n tik in een oogenblik verholpen, want het is een klep die hangen bleef of een tuimelaar etc. etc. Er kunnen vele kleine oorzaken zijn en het is vaak met wat olie of het beter stellen van een schroef te herstellen. Buiten de garantie moet de motor gedemonteerd worden en zoo jaagt men de kosten tot tachtig gulden en meer op.

En rij je er weer mee weg, dan komt het na eenige dagen of weken precies zoo terug, en bederft totaal je genoegen van dien dag. Want elk tikje is op

je ziel en op cle portefeuille, die je

opende om den wagen te koopen. Je krijgt het land aan den wagen, die niet deugt, die fouten heeft, welke je niet kunt vermoeden. Het ergste is dit, als je er een leek naar vraagt. En in werkelijkheid vraag je er iedereen naar; wat dat toch zijn kan. Die hebben altijd verhalen van motoren, die zij gekend hebben, die precies hetzelfde hadden en die na eenigen tijd al waardeloos waren, of van tikjes die er nooit meer uit zijn gegaan

En steeds door luister je maar, en höört het.

Genoegen heb je niet meer, vooral als er na eenigen tijd weer een tikje bij komt naar je je verbeeld, nu achter in den wagen. Wat dikwijls niet meer is clan een schroefje, dat los zit, of een stukje koperdraad of iets anders, dat bij het ineen zetten van den wagen achterin ergens in de bak vergeten is.

* * *

Dan hoor je er twee en.... dan ben je op weg van de genezing. Want je merkt op een goeden dag, dat je tikje nummer èèn niet meer hoort of dat het langzaam aan het verdwijnen is, maar dat er nu weer een ander geluid verschijnt, dat je er te voren niet vermoed had. Er komen er drie en vier.... Je laat nazien. En soms zijn ze dan even weg. Maar dan rammelt er een slot in je portier en dat geeft je een gevoel of de wagen elk oogenblik doorzakken kan,

Er komen er vijf en zes En er zijn

oogenblikken, dat je vergeet er zoo schérp naar te luisteren. Een spatbord gaat rammelen, een veer piepen. Het heerlijk oogenblik is op komst. Namelijk dat je door het bosch de boomen niet meer zien zult. Want die geluidjes hoor je alleen maar zoo goed, omdat de auto als zijnde nieuw, nog bijna geheel geruischloos was, wat na elke maand meer rijden afslijt. Eerstens omdat je eraan gewend raakt, maar vooral omdat er een steeds grooter aantal geluiden, zich gaan mengen met het zoemen van den motor, en door het eenigszins minder geruischloos worden van de carosserie.

Je ontdekt een klein schaafje aan je band, omdat je een flesch hebt overreden of een zeer scherpe steen, ziet ineens een deukje in je achterspatbord, dat er bepaald gemaakt is, door die lammen jongen met die handkar, die niet snel genoeg stopte en tegen je aankwam. Je had het duidelijk gevoeld. Bij den opstap heeft iemand op oneerbiedige wijze tegen het lak terzijde geschopt, en een grijze veeg achter gelaten in het duco En bij het

handvat zit ook een kras.

Zoolang je dat alles nog opmerkt, ben

je geen automobilist, maar een ben-

zine-neurastenicus, die lijdt aan auto-

mobilitis.

Want je vergeet nog altijd één ding, namelijk dat een auto een heele fabriek is, van kracht en snelheid en vele andere dingen als gas en electriciteit, etc. En dat je die auto gebruikt, dus dat er, omdat nu eenmaal het leven scherpe kantjes heeft, ook lidteekens op komen, die langzaam aan den wagen oud maken en het slijten vastleggen.

De motor maakt steeds meer leven. Wel is die weer even geruischloos te waken, doch dan hoor je weer aparte tikjes, die je hinderen. Automobilist wordt je pas goed, als je er een tocht mee hebt gemaakt van eenige honderde of duizende kilometers en liefst achter elkaar, en als je in totaal over je vijfde of tiende duizend kilometer heen bent. Dan is eigenlijk ten eerste de auto pas goed

SPORTSCHOOL

SCHENKWEG 22 - DEN HAAG Snelst werkende ontvettingsmethode voor dames en heeren

Alle takken van sport, boksen, schermen enz. Alle soorten massages en waterbehandeling. Medisch toezicht. Prospectus op aanvrage toegezonden ___

DE DIRECTIE, A. VAN SCHEERS Telefoon 73524 194

ingereden en je hoort zooveel bijgeluiden, dat je de kleine irriteerende tikjes niet meer hoort, die je eerst zoo martelden.

Ze zijn er nog wel maar ze zijn

saamgesmolten tot het geluid van

een auto. Beter is het niet uit te drukken. Wat je eerst hoorde was „niethet gewone geluid van een auto, maar een spannend „niets". Je weet dan, dat ondanks tikjes en iets wat vanzelf rammelen moet, het wonderdier, dat de auto is, je toch en veilig brengt op de plaats, waar je wezen wilde. Je weet dat je je motor niet uit je wagen zult verliezen, omdat er ergens een klep tikt, je begint in te zien, dat een auto er is, om die te gebruiken en er niet enkel geruischloosheid, maar kracht, snelheid, veiligheid voort te brengen.

Je vind het niet meer vervelend om in den regen te rijden en dwars door modderplassen, omdat je weet, dat het dak van de auto er is, om je tegen regen te beschermen, de spatborden om de modder van je af te houden en niet om in de garage te staan. Je schrikt niet meer, als er iemand instapt, en dit nonchalant doet, zoodat hij je lak kan beschadigen. Want er zitten toch al krassen op.... Je ergert je niet meer als een autoleek, die meerijdt, zich in de kussens laat vallen, alsof de veeren niet konden breken. Je groeit met je wagen en zijn practische bruikbaarheid samen.

En dan als je zoover genezen bent, dan begin je eigenlijk pas genot van den wagen te hebben. Dan gebruik je hem als een luxueus nutsvoorwerp, en zoolang hij loopt, maak je je nergens meer zorgen over. En omdat de moderne soort van automobielen feitelijk altijd vlot loopen, zoolang er benzine, water en olie in is, en de boegies schoon zijn gehouden, of de batterij op sterkte, zoo staat die wagen niet meer als een vijand tegenover je, maar als een wanm en nuttig en prettig vriend.

En ten slotte kom je er toe, zooals een bevriend arts van me, die iederen dag eenige honderdtallen kilometers met zijn wagen rijdt, het volgende aan een monteur te zeggen, die beweerde:

— Ik zal den wagen eens voor u onderhanden nemen, de kleppen bijstellen etc. etc, hij maakt veel te veel leven, kijk eens aan, de bumper rammelt ook al.

— Beste kerel, zei hij, blijf er met je vingers af, de wagen loopt prachtig en als je die geluiden eruit haalde, dan zou ik er mij zoo wanhopig alleen in voelen.

Ziet u, als u zoover bent, dan bent u ook pas goed automobilist.