DE HOLLANDSCHE REVUE

477

Met de auto moet je samen groeien

Automobilistis (III)

door

Henri van Wermeskerken

Een der meest dramatische momenten in het leven van een automobilist

is, zoo schreef ik reeds het eerste

krasje. Eigenlijk zou men daar een heel hoofdstuk aan kunnen wijden, en daarmee nog niet de grootheid van dat drama kunnen omvatten. Hoe het erop kwam, heeft nog nooit een automobilist zeker geweten.

Je ontdekt het, als je den wagen uit de garage haalt, en met een gezicht van een veroveraar juist nog eens zeer genoegzaam om je wagen heen loopt. Ineens staat het voor je. Het kan de lengte hebben van een speld, het ontgaat niet aan je liefkoozend oog, en je hart begint ineens te kloppen; want je hebt een gevoel alsof er nu voorgoed iets aan den wagen bedorven is. Je weet positief dat het er niet is opgekomen toen je ermee reed. Het moet persee in de garage gebeurd zijn. Je roept er nerveus alles bij wat in de garage twee beenen heeft, en ze doen allemaal even verbaasd en verwonderd. Of er is er altijd wel een, die

persee weet, dat het erop was, toen je er den laatsten keer mee terugkeerde. Het viel hem dadelijk op, toen hij je wagen schoon maakte en had het nog willen zeggen, maar het was hem door het hoofd gegaan.

Je weet niet dat al die garageknechten en monteurs je, als nieuweling eigenlijk achter je rug uitlachen, want als ze weten hoe het erop kwam, zeggen ze het niet. Meestal weten ze het zelf niet, want in een garage wordt zooveel met

wagens gerangeerd dat het maar

beter is voor je gemoedsrust, dat het je het niet altijd ziet. Ze lachen hoofdzakelijk, omdat ze die ongerustheid kennen, van dat eerste krasje. Over een week zal je het vergeten zijn en het tweede en derde, dat feitelijk op elke wagen die gebruikt wordt, komen moet, zal je niet meer zien.

Je zal niet meer ongerust — (als de wagen voor je deur staat) elk oogenblik gaan zien of de wagen er nog wel staat en of de jongens er niet overheen

klauteren of er met een potlood hun naam op krassen.

Je begint al een beetje automobilist te worden.

Want dat krasje typeert eigenlijk je geheele automobilistische kindsheid. Er komt nog meer.

Alle automobilisten zullen het zich herinneren, dat moment van het eerste tikje in je motor. Er is niemand die zoo gespannen naar iets luistert als de automobilist, de nieuwe althans en die in een nieuwen wagen zit. Wanneer iemand achterin een papier opvouwt, schrikt hij van het geluid. Wat een bewijs is hoezeer zijn ooren en geest gespannen zijn, een vallende sigarettenkoker werkt als een donderslag.

Dan komt ineens het eerste tikje in den (vooral als het een Amerikaan is) tevoren zoo geruischloos loopenden motor.

Telken male om den zesden cylinderslag, komt heel fijn dat tikje terug