452

DE HOLLANDSCHE REVUE

TIJTGAT ET LES FIGURES EN CIRE« (SCHILDERIJ) 1927 (MUSEUM TE GRENOBLE)

wezenlijke beteekenis is, In kunst zijn theorieën heel prettig om over te schrijven en om over te discussieeren; maar het komt ten slotte alleen maar aan op het resultaat. Men kan volgens alle regelen der nieuwe kunstopvatting schilderijen maken, waaruit de verwijderdste toespeling op een natuurlijk „onderwerp" verbannen is, en die, ondanks die pure abstractie, slechte schilderijen zijn. Men kan ook verfoeilijk-ouderwetsche schilderijen met een duidelijk onderwerp maken, die goed zijn! Dat veelbesproken onderwerp is van geen belang. Het behoeft niet aanwezig te zijn. Maar het is geen bezwaar, wanneer het wel aanwezig is. Wanneer wij ons maar altijd indachtig blijven, dat de ware zin en waarde van een schilderij — of het een Vermeer of een Picasso geldt — altijd onafhankelijk is van de voorstelling.

Zoo is Tijtgat een geestig en gevoelig schilder, niet omdat hij zulke allervermakelijkste anecdotes, zulke opgewekte voorstellingen kiest, maar uitsluitend, omdat hij met de middelen die des schilders zijn, met kleuren in harmonie en tegenstelling, met lijnen in hun spel van richtingen, een zinrijk en boeiend plastisch evenwicht weet op te bouwen. Zijn anecdotes, zijn typische onnavolgbare „verhalen", krijgen wij bovendien nog op de koop toe! Tijtgat is een verrukkelijk schilder, met een scherpe kijk op de zuiver picturale problemen, ondanks zijn litteraire onderwerpen. Wanneer men hem öm die litteratuur zou bewonderen, miskent men, onvermijdelijk, zijn echte beteekenis, zijn streven, zijn

keerd." Elk uiterlijk effect is geofferd, om een diepe, verborgen bewogenheid aan het spel te geven. De teekening van Tijtgat is altijd verrassend-juist. Met de allereenvoudigste middelen geeft hij een scherpe en definitieve karakteristiek der vormen, Al zijn volumina hebben inhoud. Al zijn voorstellingen een wezen.

Over die voorstellingen, Tijtgat's anecdoten, is al heel wat geschreven. En altijd is de eeuwige quaestie van „het onderwerp in de beeldende kunsten" er bij te pas gekomen. Die quaestie is onoplosbaar. Het zij zoo. Maar men moet er bij zeggen, dat zij van weinig

FOCKE & MELTZER

DEN HAAG pj. 132

Boheemsch Kristal