DE HOLLANDSCHE REVUE
447
Lodewijk de Waanzinnige
De »romantieker« op den Beierschen troon Richard Wagner en Joseph Kainz
LODEWIJK II
Een Koning zonder crediet
Het geheim van het Starnberger Meer
Den 25sten Augustus van het jaar 1845 verkondigden honderd-en-één kanonschoten aan de verheugde bevolking van München dat de kroonprinses, Prinses Marie van Pruisen, gemalin van Maximiliaan Jozef, het leven had geschonken aan een zoon, een troonopvolger.
In werkelijkheid was de kleine Lodewijk reeds den 23sten Augustus geboren op het statige kasteel Nymphenburg, ongeveer een half uur buiten München gelegen. Maar de verjaardag van den regeerenden vorst, zijn koninklijken grootvader Lodewijk I, viel op den 25sten Augustus, en men wist hem geen vriendelijker attentie te bereiden dan het te doen voorkomen alsof zijn kleinzoon en troonopvolger juist op zijn verjaardag was geboren. Wie het sombere lot van het geslacht der Witellsbachers kent — in een eeuw tijds werden er meer dan twintig van hen ongeneeslijk krankzinnig — die ziet ook in een dergelijke datumverschuiving al een symptoom van den grootheidswaanzin, die in den grootvader nog sluimerde, doch die in den kleinzoon tot voller en fataler wasdom zou geraken. Reeds bij diens geboorte werd reeds een concessie gedaan aan het idee, dat zelfs de Natuur het zich een voorrecht moest achten aan een Wittelsbacher op diens verjaardag een bijzondere attentie te bewijzen! Zoo werd bij zijn intrede in het leven door hofhouding en familie reeds een daad verricht, welke getuigde van zekere exaltatie, en het was alsof men daarmede een symbool wilde scheppen voor dit heele jonge vorstenleven, dat een leven van exaltatie, oneven1864 voor goed de oogen sloot, stond er
zijn, tot aan den somberen dood op dien Pinkster-Maandag in het meer van Starnberg.
Toen de latere Lodewijk II geboren werd, was zijn grootvader op het hoogtepunt van zijn populariteit. Reeds verscheidene jaren demonstreerde die toen al de bouwwoede, waarmede de kleinzoon erfelijk belast zou blijken te zijn, de bouwwoede, welke diens financieele débacle zou veroorzaken en zijn psychischen ondergang zou verhaasten. Maar de eerste Ludwig bouwde nog juist op zoo eene wijze, dat zijn trouwe Beieren hem er des te liever om hadden. Het was pompeuze praal, die binnen hun bereik bleef, evenals de koning, die het bouwen deed, en die, althans in 1845 nog, in nauw contact met zijn volk leefde. Want pas in 1846 kwam de danseres Lola Montez naar München, en haar „rokken-heerschappij" zou nog tot 1848 duren, voordat het volk dit regiem moede was, de schoone maar niet al te deugdzame dochter van den Schot Gilbert en een Creoolsche moeder verdreef, en den koning tot een vrijwille adbicatie wist te dwingen. Lodewijk I mocht dan al eens aan zijn zinnen en zijn begin van grootheidswaan den vrijen teugel laten, op een bepaald moment bleek hij toch de remmen aan te kunnen zetten, als de wagen van de Wittelsbachers al te snel bergafwaarts dreigde te rollen. Zijn zoon en opvolger Maximiliaan II was een nerveus man met een vrij zwakke constitutie. Maar hij was een goedhartig man, hij slaagde er in het aantal pompeuse gebouwen in Beieren's hoofdstad nog belangrijk uit te breiden, en toen hij den 9den Maart trouw, en het jaargeld dat hij hem een¬
een immense, een diep-ontroerde menigte voor het Paleis en beweende den koning.
Lodewijk II was dus nauwelijks 18 jaar, toen hij zijn vader opvolgde. Als knaoap was hij reeds van een voor vorstenkinderen ongewone schoonheid; de jonge vorst met de groote donkere oogen, de slanke goedgeproportionneerde jongeling met het krullende donkere haar maakte een diepen indruk op allen die in die eerste jaren van zijn regeering met hem in aanraking kwamen.
In 1867 demonstreert de jonge koning voor de eerste maal de wispelturigheid, die later tot waanzin zou worden. Zonder eenige naspeurbare reden verbreekt hij zijn verloving met zijn nicht Sophie, een dochter uit den anderen, den hertogelijken, tak der Wittelsbachers, zuster van de tragische keizerin Elisabeth van Oostenrijk, die ook later, in de laatste jiaren, de eenige vrouw zou blijven, met wie de vrouwenhater Lodewijk II vriendschappelijke betrekkingen onderhield. Vrouwenvereering kent hij niet, vooral in de latere jaren is hij dikwijls bij het onhebbelijke af, wanneer hij met dames in contact komt. Iedereen weet van zijn geëxalteerde vriendschap voor Richard Wagner. In 1866 wist de bevolking van München, vooral via de pers, zooveel moreelen dwang uit te oefenen, dat de banden tusschen heide mannen verbroken werden. Wa&ner ging naar Zwitserland en zou nog slechts nu en dan voor een kort verblijf in Beierens hoofdstad terugkeeren. Maar Lodewijk bleef aan zijn vereering voor den componist wichtigheid en grootheidswaanzin zou