— Je kunt me toch niet wijsmaken, dat jullie op 't weerbericht aan het dansen bent.
DE HOLLANDSCHE REVUE 445
Strawinsky's meest Russische kant hooren. Als opname is in het bijzonder dit gedeelte van „1'Oiseau de Feu" meesterlijk geslaagd. De volheid van het orkest met de schaterende klank van het koper en de opzwepende vioolen komt tot in de verborgenste schakeeringen tot ons over. Als slot de poignante Berceuse met zijn donkere ondertoon, waartegen de viool zoo nu en dan een eenvoudige verleidelijke melodie zingt. Het wiegelied is stil en zangerig, maar toch met telkens een zekere geheimzinnigheid door de hooge viooltonen en de hard aangegeven. Het stijgt langzaam tot een triomflied dat aan het slot in een vervoerende apotheose eindigt. We moeten deze en de „J?etrouchka" muziek van Strawinsky vooral niet als z.g. programma muziek beschouwen. Nergens vinden we een naturalistische weergave van het verhaal. De anecdote is voor Strawinsky niet méér dan een aanleiding geweest om een gevarieerde melodische structuur te bouwen. Het Philharmonisch orkest te Berlijn gaf onder leiding van Oscar Fried volledig de veelvuldige nuanceering van deze intelligente muziek weer en toonde een zuiver en nauwkeurig begrip van dit Strawinskiaansche verbeeldings- en gevoelswereld. Het heeft in deze executie — en dat ie het bekoorlijke ervan — het frissche brutale en tegelijk ook weer naieve van een echte, oprechte jeugduiting behouden. Wat een heerlijk voorrecht toch dat we ons thans dank zij Charles Cros *) met alle muziek zoo geheel vertrouwd kunnen maken, dat iedere wending en iedere nuance ons eigen wordt en dat we van een eventueele uitvoering tot in alle finéssen genieten kunnen. Na „Petrouchka" en „1'Oiseau de Feu" volge thans „le Sacre du Printemps", „le Chant du Rossignol" en „1'Histoire du Soldat." Want van Strawinsky moeten de hoofdwerken in iedere met verstand en smaak samengestelde discotheek aanwezig zijn. Van een geheel andere geaardheid is de muziek van Emmanuel Chabrier wiens „Espana", Pathé Art x 5446)
DE VROUW, HET TOEVAL
en de Kleermaker
(zorgen voor de toekomst van den man!
door Pathé in zijn uitstekende serie „Pathé Art" wordt gegeven. Chabrier is een oudere tijdgenoot van Debussy. Maar van eenige invloed of werking van de een op den ander, in welken richting ook, is weinig te bespeuren. Zij staan onafhankelijk naast elkaar.
Zijn „Espana" is een thematische bloemlezing uit traditioneele liedjes welke hij op de hem eigen geestige wijze heeft gebruikt en, mèt elkaar, en in elkaar overgaand, tot een enthousiaste verheerlijking van deze frissche gevoelige volksmuziek maakte. Het symphonie orkest van Ruhlmann speelt Chabrier's Rapsodie, door Vincent d'Indy — qui s'y conmait — een der beste, rijkste en zuiverste ?,espagnoleries" der muziekliteratuur genoemd, met een élan en opgewektheid en een gevoel voor humor, welke het karakter van de compositie volkomen weergeven. Voor hen die nog wat vreemd tegenover de moderne Fransche muziek staan is de „Espana" een prachtige introductie. Ze ligt gemakkelijk in het gehoor, ze biedt een groote rijkdom van amusante voor ieder begrijpelijke melodische anecdotes en is daarbij toch geen oogenblik banaal of oppervlakkig. De plaat van Pathé is voortreffelijk van klank en weergave. Zéér aan te bevelen.
Men heeft van Chabrier niet veel fonografisch opgenomen — hoewel een zeer belangrijk deel van zijn werk er zeer geschikt voor zou zijn. Deze Kunstenaar met zijn expansieve teederheid en zijn zin voor humor, welke door alles heen licht cn welke ook aan de Espana gelijk wij zagen, leven en
glorie geeft, is door hen die even na hem kwamen, Debussy, Ravel e. a. en wier talent ongetwijfeld grooter was dan het zijne, onverdiend te veel op den achtergrond geraakt. Chabrier: 1'Ange du Cocasse genoemd, was zoowel als mensch als als kunstenaar een allersympathiekste figuur en hij heeft een beperkte maar duurzame beteekenis.
Het Russische Don-Kozakken koor heeft een wereldberoemde naam en dit is niet te verwonderen. Het heeft een prachtige diepe klank en een ongeloofelijke gelijkheid. De nuanceering is ongeloof elijk delicaat; de zware donkere mannenstemmen zingen een pianissimo zoo teer en ijl dat we onze adem inhouden om die ijlheid niet te verstoren en dan weer klinken hunne stemmen als diepe bronzen orgelklanken sonoor en vol. De Russen zijn geboren zangers, dat bewijzen de solisten wel die in het Don Kozakken koor zoo'n belangrijke rol vervullen. Wat een heerlijke warme natuurstemmen en met welk een gemak en overtuiging zingen ze allen, zoowel de hooge tenor — wiens geluid
„1887"
HUIS- EN SLAAPKAMERMEUBELEN