DE MUZIEKSCHIJF
Strawinsky's Vuurvogel
Een Polydor-succes
De Spaansche Rapsodie van Chabrier
Een Bachbewerking voor Stokowsky
Het is nog niet lang geleden dat ik hier in deze rubriek de aandacht vestigde op de in technisch en artistiek opzicht vrijwel volmaakte phonographische opname van Strawinsky's meesterwerk „Petrouchka." Thans komt Polydor met een weergave van een andere belangrijke compositie van dien Russischen meester n.1. van „1'Oiseau de Feu" welke eveneens in ieder opzicht bijzonder goed geslaagd is (Pol. 95052 en Pol. 95053). (,L'Oiseau de Feu", in 1910, een jaar voor Petrouchka ontstaan, is een typisch jeugdwerk met alle charmes daarvan, maar bevat niettemin reeds alle karakteristieke eigenschappen van Strawinsky's persoonlijkheid. Het maakte bij de eerste uitvoering door Diaghilew's „Ballets Russes" te Parijs de naam Strawinsky in Fransche muziekmilieus plotseling bekend, of liever gezegd populair. Sedert dien avond was deze 28-jarige kunstenaar voor goed temidden der meesters van de moderne Russische school opgenomen.
Het succes was zoo overtuigend dat Strawinsky besloot uit het ballet een orkestsuite te trekken, waarin de beste en meest typische gedeelten waren samengevat. Deze suite werd later in 1919 door den meester opnieuw georkestreerd omdat hij de eerste bewerking met al de overmoed en het enthousiasme van de jeugd zóó zwaar geinstrumenteerd had (niet minder dan 4 fluiten, 3 hobo's, 1 Engelsche hoorn, 3 klarinetten en 1 basklarinet, drie bassen en een contrabas, acht slagwerken met xylophone, klokkenspel etc, drie harpen en een piano moesten behalve de gewone samenstelling van het orkest meespelen) dat
de uitvoering te groote finantieele bezwaren had.
Dat deze reorkestratie in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de werking dezer muziek bewijst temeer, welk een buitengewoon vakman Strawinsky is. Deze reductie wordt nu algemeen gespeeld en diende natuurlijk ook voor de opname van de nieuwe Polydor plaat.
Het argument van „1'Oiseau de Feu" is ontleend aan een oud-Slavisch volksverhaal, een sprookje vol wonder. lijke en fantastische gebeurtenissen. Het heeft in het kort en zakelijk gesproken deze inhoud: In een bovennatuurlijke kracht verschijnt plotseling in een verblindend licht een wonderlijken vogel. Een jonge edelman, Iwan, vervolgt de vuurvogel en vangt hem. De vogel smeekt om zijn vrijheid hij tracht zich los te rukken, maar dit lukt hem niet. En pas als hij de prins een zijner veeren heeft gegeven, wordt hij vrijgelaten.
Als de dag aanbreekt bevindt Iwan zich voor het hek van een kasteel. Hij
HIS MASTER'S VOICE
N.V. Dutch Gramophone Comp.
A'damsche Veerkade 22-22a
's-Gravenhage
opent het. Op dit oogenblik treden dertien jonge meisjes in losse tunieken en met fladderende haren uit het paleis te voorschijn. Ze vertellen hem dat hij zich voor de woning van den afschuwelijken reus Katscheï bevindt, die allen die binnen durven te treden met zijn nagels doorboort. De meisjes dansen voor hem en een er van kijkt al dansende hartroerend treurig hem aan. Hij ontvlamt in liefde voor haar en drukt een kus op haar lippen. Als de meisjes verdwenen zijn komen krijgslieden met lansen en speren en gevolgd door slaven, woeste dansen uitvoeren en ten slotte verschijnt de als onsterfelijk beschouwde Katscheï. Bij het zien van Iwan wil hij deze in een steenklomp veranderen, maar de veer van de vuurvogel maakt dit onmogelijk. De vogel komt Iwan te hulp en doet door het zingen van een wiegelied Katscheï en zijn gevolg in een diepen slaap vallen. Wanneer alles rustig is, begeven Iwan en de vogel zich naar een grot en hier wordt de jonge edelman in een reus veranderd, die terugkeert naar 't kasteel en Katscheï verplettert. Tot slot brengen allen die thans van den wreeden reus bevrijd zijn, de vogel hunne hulde.
De eerste plaat van 1'Oiseau de Feu bevat: de Introductie en de Dans van den Vuurvogel aan de eene kant, aan de andere zijde het Rondo der Prinsessen.
De fijne zwevende toon, het geheimzinnige ijle van de introductie is uiterst moeilijk te reproduceeren. Het geruisch van de plaat hoezeer dit ook tot een minimum gereduceerd is, werkt bij die heele teere zachte gedeelten altijd ietwat tstorend. Zulke etherische bijna onwereldsche muziek, stelt de fonographische ingenieurs altijd voor een delicate en uiterst moeilijke taak. Het moet met nadruk en duidelijk gezegd worden dat Polydor zich van deze taak gekweten heeft, zoo goed als dat mogelijk is bij de stand der techniek. Hoe mooi klatert de harp een heldere modulatie tusschen de mysterieuse phrasen van de strijkers. De harp is wel 'n zéér phonographisch instrument en komt bij alle orkestopnamen altijd prachtig over. Het Rondo der Prinsessen, liefelijk en melodieus met zijn heerlijk wiegend rhytme dat door de blaasinstrumenten gedomineerd wordt, is van een zoete speelsche melancholie en vormt een scherpe tegenstelling met de weelderig geïnstrumenteerde woeste dans van Katscheï, waarin we wel