DE HOLLANDSCHE REVUE

443

niet dwingen. Zelfs niet de Overheid. Tenzij, vervolgde hij aarzelend, daar in Rucphen in het donker wellicht vreeselijke dingen plachten te geschieden ....

Kom nou, Baron, riep Koudvuur geërgerd. Wat kan er nou in 'n bioscoop gebeuren. Je weet immers nooit, wanneer 't licht weer opgaat. Geloof u mij nou maar. Als twee seksen kwaad willen, dan gaan ze niet naar de bios¬

coop. En die lui in Rucphen zullen wel niet slechter zijn dan wij allemaal. En als ze dat wèl zijn, dan pleit dat niet voor hun edukazie. En nou u? Ik vind, sprak de edelman bedachtzaam, dat een overheid door dergelijke maatregelen slechts slechte gedachten kan opwekken en slechte doch sluimerende instincten oproepen. Dat is het waarste woord, Baron, dat u in lang hebt gesproken, zei Koud¬

vuur geestdriftig en stond meteen op. Jammer, dat we nu juist moeten uitscheiden. Het is half vijf en sinds de borrel is afgeslagen, beginnen we in de Rooie Leeuw 'n kwartiertje vroeger. En ik ga nog een weinig door de stad flaneeren, sprak de Baron en reikte den ander twee vingers. De bode liet de heeren uit.

UIT MIJN VULPEN

Het Engelsche Romannetje

Gij moet dan weten, dat ik overdag druk en ingespannen werk heb en dat mijn „vrije" avonden vrij.... bezet zijn, zoodat ik, uit lijfelijk zelfbehoud, prijs stel op een gezonden, verkwikkenden slaap. Ook heb ik er het land aan, onrustig op mijn legerstede rond te woelen (gelijk het in boeken heet); ik begeer liefst dadelijk en stevig in den dommel te geraken. Verder moet ik u zeggen, dat ik er daaromtrent een theorie op nahoud, n.1. deze: wie vlug wil inslapen en lekker rusten, moet niet in het laatste uur, voordat hij naar bed tijgt, zijn hersens vermoeien, bloed naar zijn hoofd stuwen door moeilijk werk, niet „piekeren" over allerlei gewichtigheden, maar moet tot de rust zich voorbereiden door letterlijk ontspanning van zijn zenuwen. En daarom en daartoe lees ik Engelsche romannetjes!

Ik doe dat niet alleen, zelfs niet voornamelijk om mijzelf toch nog één pretje te gunnen buiten de „schafttijden" om en om niet heel den lieven, langen dag door in het gareel van de besognes te loopen. Ik doe het ook niet als „slaapmiddel", want ik val er niet bij in slaap; ik blijf er klaar wakker bij; ze vermaken mij bijna altijd en zij boeien me soms. Maar ik lees ze, omdat de lectuur me zoo echt en volledig en lekker ont-spant, de spanning zacht verbreekt, me brengt in een heel andere sfeer, in een gansch andere geestelijke atmosfeer ook, mij totaal „eruit haalt" en me brengt in een andere wereld, waaruit ik dan zoo gemakkelijk en rustig overglijd in die wondere wereld van onbewustzijn, die wij „slaap" noemen. En wanneer gij altemet er over klaagt, dat gij niet gauw genoeg naar uw zin in het nirvana van de zoete bewusteloosheid wegzinkt, wel, beproeft dan eens mijn recept. Deze goede raad is niet duur. Gij kunt er nooit slechter op worden. Gij zult zien, hoe prachtig het middel helpt. Probatuna est!

Maar gij moet een Engelsch romannetje nemen. De Duitsche zijn te „zwaar", veelal te indigest; de Fransche allicht te prikkelend, wanneer zij zich niet vermeien in psychologische beschouwingen. Het Engelsche, dat is nu net, wat gij hebben moet. Waarom!

Omdat het zoo echt genoegelijk is. Het Engelsche romannetje, van 't soort dat ik bedoel, wil genoegelijk zijn en is bovendien genoegelijk om redenen, die de schrijver zelf niet vermoed heeft. Het wil het zijn, omdat het niet de pretensie heeft van kunst (met 'n groote of kleine „K"), maar niet hooger mikt dan een fijne, veredelde, gedistingeerde amusements-lectuur. Het gaat nooit heel hoog en heel diep; er worden geen groote vraagstukken in aangeroerd; de menschen zijn geen „Uebermenschen", maar Engelsche heeren en dames met vooral niet al te breed uitlaaiende hartstochten, maar toch ook wel met genoeg gemoedsbewegingen om ze interessant te maken. Zij kunnen (altijd in het behoorlijke!) fel liefhebben en fel haten, maar ze weten zich daarbij toch altijd wel zooveel te beheerschen, dat de beschrijving van hun handelingen nooit schokkend (en ook nooit „shocking"!) wordt. Natuurlijk beleven ze avonturen en gebeurt er altijd wel iets bijzonders met hen, maar heel geweldig is dat nimmer en gij behoeft niet voor nachtmerrie's bevreesd te zijn, als gij aan 't eind van een hoofdstuk niet beseft, hoe 't verder zal loopen. Meestal loopt het ook goed af en wordt de deugd beloond of de wat ondeugende held door tegenspoed gelouterd. Als het tragisch eindigen moet, nu, dan is 't natuurlijk wel heel naar en ellendig, maar toch ook alweer niet zoo, dat ge er een traan om laat. En door alles heen proeft ge dien waarlijk kostelijken, fijnen echt-Engelschen humor, die werkelijk (althans naar mijn smaak) van voortreffelijk gehalte is. Ziedaar zoo ongeveer wat ik bedoel

met de gewilde genoegelijkheid. Daarnaast is er die, waaraan de schrijver geen oogenblik heeft gedacht, maar die ik erin vind, omdat ik als Hollander, wat critisch en nuchter en in elk geval on-Engelsch de zaken en menschen bezie. Nu, dan, wat dat is? Ja, dat is nu juist het typisch-Engelsche! Voor eerst, het sympathieke, dat de schrijver toekent aan zijn helden en heldinnen omdat ze Engelsch zijn. Hij beschrijft u met pleizier een jongen man met een mooien Apollo-kop, goed gespierd, van behoorlijk gewicht, flink sportsman, gunstig uiterlijk, beschaafde manieren „every inch a gentleman", met de vermelding er bij, dat die held nu is je ware specimen van het onovertroffen Angelsaksische ras, waartegen alle andere naties het wel moeten afleggen. En met de dames is het net zoo. Een Engelsch roman-heldinnetje is iets, dat eenvoudig „hors concours" is op de rest der beide halfronden. Met de natuur is 't niet anders. De lente in Londen is het liefelijkst wereldwonder, dat sterfelijke oogen kunnen aanschouwen. Komt gij op 't land, in een van die oude kasteelen, weet dan ook wel dat gij 't gelijke daarvan nergens zult vinden.

Is dat niet genoegelijk? Maar er is zooveel meer. Gij proeft door het heele boek heen dat heeleigenaardige Engelsche leven. De mannen bewegen zich door het boek met het fiere zelfbewustzijn van den rasechten Brit en de dames zweven tusschen de bladzijden door met die onnavolgbare Britsche gratie, die memand dan een landgenoot zoo reëel kan weergeven. Loopt de geschiedenis wat spaak, dan zult ge zien dat de meneer een box-partijtje tegen den slechtaard opent en dat de dame „in hysterics" zich eclipseert. Maar dit zijn de dramatische hoogte-punten. Gewoonlijk is er meer sentiment dan actie.