DE HOLLANDSCHE REVUE

427

Uit mijn Vulpen

Reflecties

„Modern." Waarom geeft men aan een stoel nu juist vier pooten? Is dat niet pure conventie? Neen, de praktijk wees uit, dat dit noch te veel, noch te weinig is. Maar nu zijn er lieden, die al die stoelen met vier pooten vervelend, banaal, conventioneel, ouderwetsch vinden. Dus: leve de stoel met X pooten, als X maar niet is = 4! Doch wordt dit niet een nieuwe conventie, die afkeer van de klassieke vier? Och wat, onzin! En de praktijk van.... het zitten op zoo'n stoel? De bruikbaarheid? Och kom, bruikbaarheid is geen artistiek begrip. Als we maar los zijn van de (oude) conventie! „Modern" is de leus Is er ooit meer dan in onzen tijd zulk een opzettelijk en opzichtig streven geweest naar nieuwe vormen, waarbij ten koste der door de ervaring van eeuwen gegeven lessen alleen gelet wordt op de nieuwerwetschigheid ' Als het maar anders is dan het tot nu toe gemaakte en gerieve, is het moderne velen dierbaar, ook al voldoet het nu juist niet zoo heel best aan die vervelende nuttigheidseischen.

Over deze dwaasheid zal een volgend geslacht wel spoedig gericht houden. Het zal een mode verwerpen, die het „alevel wat anders" tot kunst-beginsel verhief en niet vóór alles de redelijkheid in het oog hield. Men haaste zich dus met de laatste buitensporigheden, want straks is de aardigheid eraf, geeft geen mensch meer zijn geld voor al dit fraais en lacht heel de wereld over dit tijdelijk verval, symptoom van onmacht in het scheppen van een waarlijk nieuwen „stijl." Een verstandiger geslacht dan het huidige zal ook wel eerbied hebben voor „stijl", maar zal vooral op 4 pooten willen zitten.

„Fin-de-siécle." Herinnert gij u de laatste jaren, die aan den aanvang der twintigste eeuw voorafgingen? Wij hadden toen den term „fin-desiécle" uitgevonden en gebruikten dien graag als aanduiding voor eene, daar wij toen meenden, eind-eeuwsche, elegante verdorvenheid, waarin wij toen een zeker ijdel behagen schepten en waarmee we zoowat tegenover onszelf coquetteerden. Wij teekenden met dat woord wat er toen voor decadents was of scheen in onze

samenleving. De eeuw was oud geworden en liep ten einde, zoo filosofeerden wij genoegelijk; wij moesten dus wat toegeeflijk zijn, als er zoo'n klein beetje verval kwam in de zeden en als onze hooggeroemde beschaving eigenlijk maar zoo'n beetje uiterlijke verfijning' bleek te zijn. „Fin-de-siécle!" In de nieuwe eeuw zou men wel wat anders zien.... En dat is uitgekomen. Wij hebben in de nieuwe eeuw wel wat anders gezien! Nog geen veertien jaar was zij oud of.... Van beschaving gesproken! Van verval in de zeden. En van uiterlijke verfijning, die een groven ondergrond niet bedekt. Ach, wij behoeven er immers elkaar niets van te vertellen. Het was er mij alleen maar om te doen, even het licht te laten vallen op de genoegelijkheid, waarmee wij 25 jaar geleden zoo'n tikje gemoedelijk-luchthartig onze hoofden schudden over al die verdorvenheid aan het eind der eeuw, die afgeleefd scheen en maar gauw moest plaats maken voor 'n nieuwe, waarin alles allicht beter zou zijn! Wat waren we toen ver af aan elke gedachte, dat gruwelen, als die wij nu kennen, mogelijk waren! Wij leefden geestelijk in „a fool's paradise" en lachten wat om alles wat scheef is. Sedert dien hebben wij, in deze eeuw, het lachen verleerd.

„Consequent." Gij wilt toch graag altijd consequent zijn? Nu, ik zeg u, loop rond met uw gruwelijke logica. Met Luther geloof ik, niet alleen dat (zooals hij zei) „Jede Consequenz führt zum Teufel", maar bovendien: dat de consequentie afkomstig is van den duivel en daarom tot hem weerkeert. Den ambtenaar is het antecedent dierbaar en heilig; het dekt zijne aansprakelijkheid; de herhaalde domheid is immers „usance" geworden. Een vrij man, die voor eigen verantwoordelijkheid opkomt, durft zaliginconsequent te zijn. Maar ook in het inconsequente moet men niet consequent willen zijn. Er zijn lieden, die hun vrijen blik, hun ruimen geest willen toonen door telkens weer een andere lijn te volgen. Maar dit is ook dom; deze menschen zijn bevangen in den angst voor hun reputatie: o foei, als men mij voor consequent zou houden!

Natuurlijk zult ge, uw richting eenmaal gekozen hebbende, niet langs een zig-zag-lijn gaan wandelen, maar zooveel als mogelijk en noodig is, in de rechte lijn doorgaan. Doch niet ter wille van die rechte lijn noch om ervan af te wijken, kiest ge vandaag of morgen uw koers. Het een is even dwaas als het andere. Voor u gelde slechts de vraag: waar ligt het doel en welke weg brengt mij het best daarheen. Is er een onnoozeler reiswijzer denkbaar? Het schijnt te simpel om geloofd te worden! Maar let eens op, in uw omgeving: hoeveel menschen er bang voor zijn om inconsequent te wezen en hoevele anderen er even bang voor zijn om consequent te schijnen!

„Menschenvrees." Zij is de sterkste drijfster, die meer dan eenig ander gevoel of motief onze daden (en ons laten) beheerscht. Wij zijn en blijven kudde-dieren en loopen met den grooten hoop mee. Overal ziet gij de werking van de „psychologie de Ia foule." De menigte doet wat de in haar midden krachtigste figuren doen en volgt hun voorbeeld na. Dit ziet gij in kleine en in groote dingen. Wij zijn slaven der mode, der etiquette, der vaste vormen; ook in kleinigheden wijken wij liefst niet af van wat „men" doet. Van alle groote revoluties is menschenvrees de grondslag: enkelen gingen voor, de rest volgde. Zoo is het altijd en overal. Ibsen zei: „de sterkste man is hij, die het meest alleen staat." Waarom vreezen wij elkaar? Voor een deel: uit ijdelheid. Wie anders doet dan „men", valt op, trekt de aandacht maar op een wijze, die niet zijn ijdelheid streelt, want hij heet een zonderling of een dwaas. Die reputatie durven alleen de sterken te tarten. Maar de sterken zijn de minderheid. De meerderheid, hoewel zij de meerderheid vormt, is bang. Het is de angst der wilden, die alleen zich niet veilig wanen' tegenover de booze geesten en kwade invloeden. Zoo blijven, na eeuwen „beschaving", ook wij bijeen hokken, loopen achter elkaar aan, durven geen eigen pad te kiezen, maar volgen de kudde. Dat is het veiligst en rustigst. Daarom blijft de menschenvrees ons drijven.