420

DE HOLLANDSCHE REVUE

De geschiedenis van een Kunstenaarsleven)

Vincent van Gogh

„Zijn kunst verteerde dezen kunstenaar als een toorts"

Er heeft zich sedert enkele maanden een „Van Gogh-geval" voorgedaan, dat in vele landen in vele kringen de gemoederen bezighoudt. De kwestie der „valsche van Gogh's" heeft ook in ons land heel wat pennen in beweging gebracht, iets waarbij in de eerste plaats natuurlijk verzamelaars en kunsthandelaren direct belang hadden, maar welk geschrijf bij het publiek toch ook weer eens cle aandacht vestigde op deze uitzonderlijke kunstenaarsfiguur, op dit leven vol grillige romantiek en harde tragische kanten. De geschiedenis uit „een kunstenaarsleven" valt altijd in den smaak van het lezend publiek, ach ja, ook daaraan zit een tragisch tintje. We gaan immers ook wel „voor ons genoegen" naar den schouwburg en huilen tranen met tuiten bij het drama dat zich voor ons op de planken afspeelt? We willen niet beweren, dat de drang van het lezend publiek om kennis te nemen van den „inhoud" van een kunstenaarsbestaan altijd vrij is van onzuivere motieven. We nemen zelfs aan dat deze motieven als regel min of meer den kant der sensatie uitgaan. Maar van Gogh staat ons volk betrekkelijk na en de belangstelling voor zijn leven is wellicht even zuiver als die voor zijn geniale kunst. De Van Gogh-litteratuur is vrij omvangrijk in ons land, maar een goede biografie was zij eigenlijk niet rijk; aan Fransche critici danken we het vooral, dat we Vincent van Gogh in ons land beter hebben leeren kennen en bewonderen. Daarop wijst ook Jan Greshoff die bij de Nederlandsche uitgaaf van Piérard's biografie een voorwoord heeft geschreven, terwijl hij er ook den nadruk op legt dat in Vincent van Gogh het CalvinistischNederlandsche wezen een zóó geweldige menschelijke drift krijgt, dat het boven alle grenzen uitstijgt. Maar het blijft daarom toch Nederlandsch en Calvinistisch in den grond. En alleen van die fond uitgaande is het mogelijk Vincent te benaderen. Louis Piérard heeft het probleem van dien kant ook opgevat. Bovendien

ging hij uit van de overtuiging dat een biografie van Van Gogh, als menschelijk document, een beteekenis en een waarde heeft, geheel buiten alle schoonheids- en kunsthistorische overwegingen om. Hij heeft zijn boekje dan. ook zoo goed als geheel vrij gehouden van aesthetische beschouwingen, van persoonlijke commentaren en van min of meer geleerde critiek. Men moet dit boekje nemen voor wat het is: een bijdrage tot de kennis van een tragischen mensch, die bovendien een groot en merkwaardig schilder was. In een intelligente studie over Cézanne, waarschuwt de heer W. Jos. de Gruyter voor de tegenstelling: dat Van Gogh een. „groot mensch" en Cézanne „een groot kunstenaar" was! Volkomen terecht. Het is échter zeer wel te verklaren hoe men tot deze onjuiste voorstelling is gekomen. Er is namelijk in het leven van Van Gogh een soort surplus, dat niet volkomen in zijn werk tot uitdrukking is gekomen. De biografie van Cézanne ligt gansch en al in zijn werk, en heeft daarbuiten weinig of geen belang. De biografie van Vincent is, zelfs voor wie niets van zijn schilderijen kent of verstaat, van een directe beteekenis. Men is nooit kleiner dan zijn werk, maar soms wel grooter. Dit was het geval met Vincent, waarbij men moet bedenken, dat zijn oeuvre niet voltooid werd, dat zijn kunstenaarsloopbaan midden in de ontwikkeling werd afgebroken. Aan die wonderlijke biografie, aan dit verbijsterend epos van idealisme en vertwijfeling heeft Piérard enkele belangrijke episoden toegevoegd. Hij brengt tal van détails betreffende Vincent's leven en bedrijf in de Borinage; en hij brengt vooral de atmosfeer waarin zich dit voltrok.

Verder heeft dit boek nog de groote verdienste van te zijn geschreven uit een oprechte liefde en met liefde. Er zijn ongetwijfeld diepzinniger, vernuftiger en definitiever dingen over dezen mensch en zijn werk gezegd en te zeggen. Maar die zouden niet passen in de bedoeling van dit ge¬

schrift, waarvan de schrijver niet anders verwacht, dan dat het, getuigenis van bewondering en diepe genegenheid, bewondering en genegenheid kan wekken, bij hen die nog in staat zijn om, buiten alle aesthetische consideraties om, eenvoudig en eerbiedig te beminnen. Ja, vooral met oprechte liefde is dit boek geschreven, een liefde waarvan de eerste bladzijden der inleiding reeds getuigen en die ook aan den stijl een aparte bekoring verleent. Van Gogh! Deze twee korte duidelijke lettergrepen roepen brandende vizioenen voor onzen geest op. De oneindig uitgestrekte vlakten van Provence, onder trillende hemelen, verschroeid door reusachtige zonnen als verbijsterende monstransen ondergaande in een warrelende wenteling van vuurwerk; woeste korenvelden golvend tusschen blauwe muren; zwarte cypressen of olijfboomen die zich fantastisch in de middagwarmte wringen; de ontzaggelijke vlammende vrede van de velden van het land om Arles; de groote blanke stilte waarin het gezang van de krekels knettert; de goudkleurige gezichten van cle boeren, de hoekige profielen van de oude Arlesiennes; les Alyscamps onder een turkooizen hemel; de met grijze platanen beplante boulevards met wandelaars of stratenmakers gelijkende op spichtige sprinkhanen; ravijnen met hunne getourmenteerde omtrekken in brand gezet door de laatste stralen van de ondergaande zon; nachten bezaaid met edelsteenen door een boven-menschelijk pyro-

technicus En wat nog meer!

Dit alles is van Gogh. En dan ook nog het kleine gemeentehuis van Auvers-sur-Oise versierd met Venetiaansche lampions en serpentines, op het feest van den Uden Juli en bovendien die geschilderde zonnebloemen, die visschersschuitjes te Sainte Marie geteekend met de aandachtige liefde van de Japanners; hij is ook in die reeks van binnenhuizen en stillevens waaruit tot ons komt, aangrijpend en verborgen, de poëzie

*) „Vincent van Gogh, een kunstenaarsleven", door Louis Piérard. Bij Hyman, Stenfert Kroese en v. d. Zande, boekverk. Arnhem 1929