II. DE BOSCHNEGERS.
547
Tot verder antwoord op de vraag, hoe zich onze negers licht verschaften, zij in herinnering gebracht, dat zij zeer wel de oliebereiding verstonden. Welnu, vele dezer oliën zijn uitmuntend om te branden en de katoen noodig tot het maken van een lemmet of pit behoorde tot hunne eigen cultuur.
Ook het was der bij hen zoo gewaardeerde honigbijen benutt'en zij om er kaarsen van te maken.
Bij nachtelijke tochten in het bosch bedienden zij zich van toortsen, frambós (flambouwen) geheeten. De suikermolen leverde daartoe eene eerste grondstof in de uitgeperste rieten. Deze werden gedroogd en met lianen of basten van zes bij zes R.duim tot bosjes gebonden. Deze bosjes werden ontstoken en als fakkels gedragen. De wind moest al hard waaien eer ze werden uitgedoofd.
Daar zijn ook houtsoorten, die tot het maken van fakkels dienen. Gewoonlijk neemt men daarvoor hout met olie- of harsachtige zelfstandigheden, omdat dit niet behoeft te drogen. Groenhart ^is er zeer geschikt toe. Dit hout wordt tot strookjes gespleten, ter dikte van een pijpesteel en deze strookjes bindt men samen.
Andere houtsoorten, die evenwel eerst moeten drogen, worden op dezelfde wijze tot printcis gekloofd en als fakkels benuttigd. Vooral de maripa-printa's roemt men.
Vóór hun vrede met de blanken moest er bij Boschnegers en wegloopers steeds groote hoeveelheid van deze tot fakkels bestemde bosjes voorhanden zijn. Die van groenhart koos men bij voorkeur als men des nachts wilde visschen, omdat het licht van deze feller is en beter in het water doordringt.
Om bij het visschen de handen vrij te krijgen en het licht meer uit te spreiden, stak men den eenen bos in den anderen vast en bevestigde de alzoo verkregen lange fakkel aan den schouder.
Kleinere beken en moerassen werden op die wijze bevischt. Men vischte vooral bij avond, als de zandbanken bij de ebbe half droog waren geloopen; het was dan zeer gemakkelijk de koemakoemds, patakker's enz. met mes of houwer af te maken.
Ook op dieper water vischt men bij fakkellicht. Slechts moet gezorgd worden dat de fakkel verlicht zonder te verblinden. Zoo men nu maar zachtkens te werk gaat, dan komt de visch op 't licht af en begint aan den waterspiegel te spelen. Sommigen zijn behendig genoeg hem alsdan met de hand te grijpen, maar een-
') Bignonia leucocylon D. 7" Volgr. I.
3(1