II. ÜE BOSCHNEGERS.
533
het menschelijk hart kende, en rekening wist te houden met het heimwee!
Bij onze negers trad, reeds onder Koekoedabi. als opperhoofd Tata Sambo op, een negerslaaf door eerstgemelde aan de plantage Rac-aRac ontvoerd. Deze werd opgevolgd eerst door zeker grootopperhoofd April en vervolgens door kapitein Broos, kleinzoon van Sambo. Ziedaar onze dynastie.
De grootste getalsterkte, tot welke deze nederzetting is opgeklommen, bedroeg 800 zielen. Bij den vrede was die geslonken tot 550. Onder die bevolking waren 5 mulatten , namelijk 3 mannen en 2 vrouwen; al de overigen waren zwarten, van welke 12 geboren Afrikanen. Eenigen hunner kenden een ambacht en waren reeds werkzaam geweest op de plantages als kuipers en timmerlieden. Zelfs geneesheeren ontbraken er niet, want een zestal negers, die als assistent-heelmeester op de plantages gediend hadden, leenden der volkplanting hare gewichtige diensten. Zij werden datrds geheeten en stonden hoog in aanzien.
II.
't Is licht te begrijpen, dat het onontbeerlijkst huisraad en het noodzakelijkst keukengerief even geheimzinnig als de wegloopers zeiven, van de plantages verdwenen. Maar vrij mochten de patrouilles , tegen hen afgezonden, alles vernielen, wat ze konden, en potten en ketels verbrijzelen, — het kon hen tijdelijk in verlegenheid brengen, vastzetten niet. Van alle markten te huis, wisten ze zich zelf te helpen. Klei werd met een weinig zand vermengd .en goed gekneed. Dit mengsel, tot strooken gerold, draaide men eilindersgewijze om een vorm, zóó dat alles aaneen sloot. De hand van den geïmproviseerden pottenbakker kwam nu het maaksel fatsoeneeren. Daarna liet men het drogen. Was, somtijds eerst na een geheele maand, de bekwame tijd gekomen, dan ging alles onder een vuur van houtschors. Hier moest het een nacht lang onder bakken. Doch wee den oningewijde in de kunst! door allen werd hij geweerd. Nieuwsgierige blikken op de potten geworpen in dat stadium hunner wording, moesten, naar hunne opvatting, noodzakelijk het barsten van alle potten tengevolge hebben !
Voor Europeesche koks en keukenmeiden ware het om de haren uit het hoofd te trekken, zoo ze, bij gemis van alle keukengerief, van pot en ketel, voor de noodzakelijkheid geplaatst werden te