532
II. DE BOSCHNEGERS.
vechten en groote geldelijke offers moest men eindigen met den vrede te zoeken. Deze werd met de onderscheidene stammen op verschillende tijdperken gesloten, doch de voorwaarden kwamen over 't algemeen hierop neder: de Boschnegers mochten eene woonplaats kiezen tot hunne vestiging en behoefden niet meer te vreezen verontrust te zullen worden. Met de blanken, die hen tot bevriende natie aannamen1), mochten ze vrijelijk handeldrijven. Van hunnen kant verbonden zij zich voor den tijd van oorlog als bondgenooten en verplichtten zich, voortaan de wegloopers aan de Regeering uit te leveren. Om aan de verbintenis kracht bij te zetten, lieten zij eenigen der hunnen met vrouw en kinderen, tot gijzelaars te Paramaribo achter.
Vraagt men ons hoe het mogelijk is, dat menschen, na zoo onvervaard van de plantages ontvlucht te zijn, toch als slaven maar zelden wraak op hunne meesters geoefend hebben, dan kennen wij slechts één antwoord: de slaven behoorden veeltijds tot verschillende stammen , die elkander vijandig waren; de een mistrouwde den ander, de vrees voor verraad hield hen terug. Maar de vrijheid, met zooveel opoffering verworven, vermocht hen te verbroederen. Deze was hun zóó lief en het slavenjuk daarentegen zóó gevreesd, dat zij zonder ommezien het bezworen, hunne nederzettingen in de bosschen der Coppename, Cottica, Suriname enz. zoo noodig met den laatsten druppel van hun bloed te verdedigen.
Tata Koekoedabi en de zijnen dachten er over, evenals de Marrons er over dachten.
Tata Koekoedabi had zijne nederzetting boven in de Surnau-kreek gevestigd, die later, naar den pas overleden hoofdman, het Kamp van Broos werd geheeten. Volgens het verhaal van Broos zeiven, was het achter onoverkomelijke moerassen gelegen en wel vier-entwintig uren van het naaste punt der Suriname-rivier verwijderd 2). Maar niet in vier-en-twintig uren konden nieuwe aankomelingen het kamp bereiken. Acht, ja tien dagen duurde het dikwijls, eer men eindelijk aankwam; langs kronkelingen slechts toog men er henen en binnen kon men alleen, gelijk de visch in de fuik kan, d. i. met de onmogelijkheid van er uit te komen. Of men ook
') Even als de Indianen, beschouwen zij zich en laten zich in onzen tijd beschouwen als eerbiedige onderdanen der Nederlandsche Kroon.
2) Onmogelijk kan die afstand linea recta 24 uren bedragen hebben, wel echter, het gedeelte van het bosch, noodig om de Suriname te kunnen bereiken van wege de moerassen.