528
I. suriname's oorspronkelijke bevolking.
mede naar de onderwereld te helpen. De tajer was haar toovermiddel. Medicijnen bij hen in gebruik zijn :
a. de jamorredan, in 't negerengelsch agamahoedoe geheeten. Men neemt er een stokje van, krabt de schors er af en maakt de rest tot een propje. Men perst dat propje, en laat door een rieten buisje één druppel van dat vocht in elk oog vallen, 't Is een uiterst middel als iemand ligt te zieltogen.
i. Eene houtsoort Mara, gelijkend op wana, wordt veel door de piaaimans als geneesmiddel tegen hart- en longkwalen aangewend. De schors gelijkt iets op kaneel en het uitgeperste sap daarvan wordt genuttigd.
Ze hebben veel vertrouwen in dit middel want de wederhelft van dezen boom groeit in den hemel. Hier vindt men hem aan de Marowijne: Bij het vellen ervan of liever bij het verbranden moet men oppassen; want werwaarts de wind den rook van dit hout verspreidt, daar ontstaat stellig en zeker dysenterie. Die ongelukkige Franschen, die maar toe kappen! zoo zeggen de Indianen; dat maakt dat er zoo vaak bloedloop heerscht aan de Marowijne.
XX.
Omtrent begrafenissen wijden wij ons eerste woord aan de Caraïben.
Niet zoodra is een Indiaan overleden , of aanstonds komen zijne kennissen opdagen. Dan treden zij een voor een de hut binnen en beginnen op schreienden toon alles op te sommen, waarin de overledene heeft uitgemunt; in 't jagen, in 't visschen , in 't huizen bouwen, in het maken van korjalen, en eindigen met den steeds herhaalden uitroep : en toch moest hij sterven! Alsdan wischt de weeklager een traan weg uit het oog en maakt, met een gezicht waarop alle spoor van droefheid plotseling verdwenen is, plaats voor een tweeden, die wederom hetzelfde herhaalt. Binnen een paar dagen is dit ceremonieel ten einde en daarop volgt de begrafenis.
Waar de Caraïben verwijderd van de blanken wonen, behouden zij hunne lijken tot 8 a 10 dagen, evenals de Boschnegers. Midden in zijn huis wordt den overledene een kuil gedolven. Het vaartuig, waarvau hij zich in zijn leven bediend heeft, wordt op wal gehaald en in tweeën gedeeld. Het eene gedeelte gaat onder in den kuil en daarop wordt het lijk neergelegd. Alles wat tot zijn gebruik diende, geeft men den overledene mede, de weinige stukken kleeren , die hij bezat, zijn mes, boog en pijl, in één woord heel zijne have, behalve nochtans het geweer; dit is zulk eeu schat,