I. suriname's oorspronkelijke bevolking.

519

zette geen Arrowak den voet meer in dat land. Later kwamen de blanken , die het heele volkje in de pan hakten.

Onze Arrowakken kwamen ook in het land der Patakkers. Patakkers waren menschen, die tot hun straf in visschen veranderd waren, maar zóó, dat de menschelijkheid van tijd tot tijd weer boven water kwam, niettegenstaande zij vooral op klaarlichten dag onder het water bleven. Dat is me een raar volkje!

't Begint met U casiri te laten drinken, en zooveel, dat de maag die noodzakelijk weder moet opgeven. Welnu, komt er dan, bij dat wederopgeven namelijk, een pafakker (visch) te voorschijn, dan wordt ge op staanden voet gedood en gebakken. *)

In 't land der Sika's troffen ze menschen aan, die sika's (aardvlooien) waren geworden, een ontuig van volk, waartegen de Patakkers zeiven hen gewaarschuwd hadden. Ongelukkig kwam hunne boot te dicht bij de kust. Aanstonds werpen de kerels een stuk staal iu de boot en . . . wie zou het gelooven? het stuk staal verandert in millioenen sika's, die hun in 't lijf kruipen!

Ook vonden ze hier en daar houwers, dissels enz. die uit zichzelven bewogen en daarom gehouden werden voor menschen, die eene straf ondergingen. Op zulke plaatsen waren ze niet op hun gemak en gingen er zoo spoedig mogelijk vandaan.

Hoe de dag ontstaan is. Hoelang het geduurd heeft dat de wereld bestond zonder dat het dag was, en hoe er de menschen in die duistere tijden aan toe waren, is niet te zeggen. Maar zon en maan en sterren, ofschoon ze er waren gaven geen licht, dat is een feit. Want zij waren toen nog persoonlijke wezens, die in hunne doozen het licht verborgen hielden en Indiaansche vrouwen hadden zich aan hen uitgehuwelijkt. Tallooze verhalen, die wij ons de moeite niet zullen getroosten hier neer te schrijven , doen daaromtrent de ronde. Ze gelijken veel op het volgende, wat van de zon verteld wordt.

De zon dan was een persoon die in eene doos het licht verborgen hield. De zon wenschte met een Indiaansch meisje in 't huwelijk te treden. Daar ze zoo hoog stond, dat het haar onmogelijk was om af te dalen, moest de bruid er op uit om aanzoek te doen.

Aanstonds was de zon door haar ingepalmd. En nu liet het

') De Aroekoejana's (Boucouyennes) vertelden aan Crevaux van Indianen die 's nachts onder het water slapen. Iets dergelijks vernam ook de Engelsehe naturalist Brown in de Boven-Essequebo.