I. süeiname's oorspronkelijke bevolking.
517
'/mij gegeven wordt, het mijne is!// God antwoordde daarop zeer verbolgen : //Ik heb U de barenssmarten bespaard, maar nu zult "ge die voelen, gij en alle andere vrouwen!"
Hoe de rivieren ontstaan zijn. God zond een heiligen man af naar de wereld. Of dat nu in de eerste wereld gebeurd is of in de tegenwoordige, dat is iets, wat ik niet durf uitmaken. Maar hij kwam en wilde alle rivieren recht maken. Practisch beschouwd leverde dat geen kleine voordeelen op. Maar de duivel kwam, die vervloekte duivel, en sprak: «Neen, 't is volstrekt niet «waar, dat God wil, dat alle rivieren recht zullen zijn.// En dus sprekende ontwrong hij den heiligen man den stok, welken deze in zijne handen had om den loop der rivieren af te teekenen. Nu liep de duivel, als een echte aap, met den stok wild in het ronde. En daar alles los zand was, spoelde natuurlijk het water de landstreken door, al naarmate de streepjes door den stok gemaakt, aanwezen. Hat nu is de oorzaak, dat de rivieren zoo krom zijn. Geen wonder dat men, wanneer eene reis ondernomen moet worden (b.v. van Paramaribo naar de Boven Para, waar de afstand niet grooter is dan 6 a 7 uren linea recta en men er soms 20 uren over doet), den vervloekten duivel zoo diep mogelijk ter helle wenscht.
Hoe de kostgronden ontstonden en hoe de Indianen hunne spijs leerden bereiden. Wij zagen reeds hoe God in den beginne den mensch een vrucht gaf ter grootte van de opening tusschen duim en wijsvinger, die voldoende was, om hem volkomen te verzadigen. Later daalde God wederom tot den mensch af om hem te leeren hoe zelf in zijn onderhoud te voorzien. Baar stond me nu op eens de cassave rijp, want groeien was toen het werk van een oogenblik; en matapiës waren er ook al en manans om te ziften en manden om de cassave te dragen. Maar men moet wel weten, dat in dien gouden tijd de Indianen zeiven de cassavemanden niet behoefden te dragen. Daar waren gedienstige geesten, galejojo, godinnen der cassave geheeten, die zulks voor hen deden. Dat heeft opgehouden sedert een jonge Arrowak zich de aanmerking veroorloofde: «Wat heeft de cassave-godin toch fijne voetjes.« Sedert dien tijd mogen zij zelf draden !
Maar God zeide, toen Hij hun de cassave leerde bewerken, dat ze de. eerste cassave niet gebruiken mochten omdat die te sterk was en hen zou doen sterven. Eerst moesten zij casiri (uitgedampte