I. suriname's oorspronkelijke bevolking.
513
gezien worden. God was niettemin dan nog zoo goed, dat hij de Indianen die binnengedrongen waren en nog terug moesten , weder tot een nieuw leven verwekte.
Iets over de geestelijke natuur der Godheid. Als God in den beginne zoo tot de menschen afdaalde, dan raakte hij geen grond: Hij zweefde dus. Betasten vermochten zij Hem niet, evenmin als Hem te aanschouwen. Hij was dus waarneembaar, maar op eene wijze, die niet verklaard kan worden. Zij heetten Hem Haliwdlika wat zooveel als God de Vader zou moeten beteekenen.
He Indianen, die uit den hemel terugkwamen, vertelden, dat zij daar een' heiligen man hadden gesproken , die hun zeide, dat God de Zoon was geboren. Maar dien Zoon hadden zij niet gezien.
Be eerste staat van geluk. In den beginne was er voor den mensch geene spijs op aarde te vinden. God gaf eene kalebasvrucht, zoo groot als de opening tusschen duim en wijsvinger. En die vrucht was voldoende om hem volkomen te verzadigen. Booten behoefde men niet te pagaaien; brommende snorden deze uit eigen kracht, door rivieren, waar eb en vloed, in nooit verbroken vaart, elkaar voorbij schoven.
De zondeval. Hoch '/niets is op aarde besteudig van duur//: de zonde kwam en uit was het nu met gemakkelijk reizen ! Welke was die zonde? Eene ongehoorzaamheid. Een heilige man was hun namens God, komen zeggen : //past op! naast de rivier geen visch bakken!'/ Zij deden het toch en zie! daar was me nu ebbe en vloed en zelve moesten zij voortaan pagaaien. Zonderling, eene vrouw neemt nu de hoofdrol en brengt redres. De mannen konden bij geen mogelijkheid slag krijgen om te pagaaien eu zagen geen kans om zóó te roeien , dat het vaartuig dicht bij den oever bleef. Eene vrouw nam de pagaai en slaagde meesterlijk! En zie, dat is de reden, waarom de vrouwen ook tegenwoordig nog veel beter met de pagaai overweg kunnen dan de mannen. In den gouden tijd was de hemel nog met eenen draad verbonden met de aarde. Eene vrouw kwam er toe dien draad door te snijden. Ongelukkig; toen was alles bedorven ! De schoone weg, die bloot en open lag voor den mensch, werd afgesloten. God was vertoornd en strafte de boosdoeners, die in dieren of duivels veranderd werden.
De twee wegen. Geheel en al werden ze echter niet door God