T. suriname's oorspronkelijke bevolking.
495
napis of napjes, zoete patatten '), en sommigen onder de Arrowakken zelfs van bananen. Aan dessertvruchten doet de Indiaan weinig; ananassen eu bakoven plant hij, omdat hij die behoeft om zijne dranken te bereiden; maar verder bepaalt zich het verbruik schier alleen tot die vruchten, welke de vrije natuur hem aanbiedt.
De Indiaan houdt er geene huisdieren op na dan honden en kippen. Van rundvleesch b.v. wil hij niet weten. Verwilderde koeien liepen jarenlang in de onmiddellijke nabijheid van een Indianenkamp bij de Joden-Savanne, zonder dat de Indianen er een enkele van gedood hebben. Ze meenen, dat zij van de ziekte der melaatschheid verschoond zullen blijven, zoolang zij eenvoudig leven van het voedsel, dat hun de jacht oplevert. En zoo denken Arrowakken en Caraïben beiden er over.
Kieschkeurig in de soort van spijzen is de Indiaan overigens niet: hij eet alle soorten visch en elk wild ; zeeschildpadden , slangen , otters en al wat tot het kattengeslacht behoort uitgezonderd. Buffels, herten, pakiers en pingó's 2), Surinaainsche hazen en konijnen staan bij hem op den voorgrond; wil hij echter iets heel fijns hebben, dan moet de leguaan 3) of de aap 4) er aan gelooven.
Om het wild te bereiden steken de vrouwen het met huid en haar in een pot kokend water. Na eenige oogenblikken wordt het eruit getrokken en vangt de handeling aan, waarmee ook onder het mes des spekslagers haren en borstels verdwijnen. Daarna wordt het geopend en gereinigd en gaat het den ketel in om te koken. Aan 't spit braden doen ze ook; doch dit geschiedt hoofdzakelijk om het vleesch uitwendig toe te schroeien en het zoo beter te kunnen goed houden. Ook visch wordt veelal na eerst gezouten te zijn, in vlam en rook gedroogd, iets, wat hier algemeen, want het is niet eene kunst vau Indianen alléén, barlaiotten heet. Wanneer alles nu gereed is, komt de vrouw den schotel haren man voordienen.
') Batatas edulis Chois. Eene andere soort, Batatas jalappa Chois., levert de bekende jalappe op.
r) Wat in Suriname „buffel" genoemd wordt, is niet hot Noord-Amerikaansch gehorend en herkauwend zoogdier, maar de Zuid-Amerikaansche dikhuidige, de tapir. Voor vakier en pingo zie noot 3 op blz. 498 hierachter.
3) Deze, de „kam-hagedis", levert een voortreffelijk voedsel niet slechts voor Indianen, maar dat ook op de deftigste tafels niet versmaad wordt.
4) Onder de apensoorten worden verscheidene gevonden waarvan het gebraad de beste schotels overtreft. De meeste Europeanen kunnen zich echter niet overwinnen om er de proef van te nemen.