578

BoeMeoordeelingen.

ge warmte of verheffing. — Van Alphen wordt teregt geroemd, als door zijne gedichten en theoretische geschriften over de schoone kunsten veel te hebben bijgedragen tot de herleving der Nederlandsche dichtkunst. Maar hij had toch ook hier nog wel afzonderlijke vermelding als kinderdichter verdiend. Als dichter in 't algemeen stond van Alphen naast of beneden sommigen zijner beroemde tijdgenooten; als kinderdichter daarentegen was hij voor die tijden ée'nig, en is hij, naar ons oordeel, later noch door Mevr. Bilderdijk geëvenaard, noch door Heije of Goeverneur overtroffen. — Van Bellajiy zegt de S., dat hij de eerste geweest is, die bewezen heeft, dat onze taal niet minder geschiktheid heeft voor rijmelooze verzen dan het Hoogduitsch. Schoon B. niet de eerste geweest is, die rijmelooze verzen bezigde, bediende hij zich toch bij voorkeur daarvan. Maar of hij inderdaad het bewijs geleverd heeft, dat de S. bedoelt, dit zouden wij betwijfelen. Want terwijl ook nog tegenwoordig onze oostelijke naburen veelvuldig gebruik maken van rijmelooze verzen, behooren zij bij ons nog steeds tot de zeldzaamheden; zelfs in die soort van gedichten, waarvoor zij het meest geschikt zijn, als verhalen in Jambische voetmaat, gelijk b. v. de Kuser van den dichterlijken Beets. — Op bl. 193 noemt de S. verkeerdelijk Lulofs als vertaler van Blairs bekende Lessen. Het werk is vertaald door Bosscha; maar eene derde uitgave daarvan is bezorgd door Lulofs, en, volgens zijne gewoonte, verdronken in een zee van aanteekeningen en aanhalingen.

De goedkoope prijs en correcte druk mogen mede tot aanbeveling strekken dezer Bloemlezing.