Mengelwerk.

het kind overgeleverd aan personen, die honderd en meer kinderen, volgens denzelfden maatstaf, zonder redelijken grondslag, zonder kennis van den ontwikkelingsgang van de lichamelijke en verstandelijke vermogens, eene opleiding geven , welke indruischt tegen alle beginselen van paedagogie en anthropologie. Het kind, dat bovenal behoefte heeft aan beweging, licht en lucht, wordt gedwongen in een benauwde , spaarzaam verlichte ruimte op ondoelmatige banken geruimen tijd stil te zitten. Het waarnemings- en spraakvermogen , die gewichtige uitingen van het kinderlijk leven op dit tijdstip, worden volgens een willekeurig gekozen maatstaf bij allen gelijkelijk geoefend, zonder er op te letten, dat het aanschouwde goed worde waargenomen en dat waargenomene door het juiste woord, goed gearticuleerd, worde aangeduid. Op spraakgebreken wordt geenszins gelet; het is genoeg als het woord, zonder zijn beteekenis te vatten, in het geheugen wordt geprent. De schat van woorden, die daar dagelijks wordt ingestampt, zoowel als hunne beteekenis, gaat dan ook werkelijk boven het bevattings- en begripsvermogen van het kind. De gebonden stijl, daartoe in den regel gebezigd, verschilt te veel van de taal die het kind in zijn dagelijksche omgeving verneemt, dan dat het mogelijk is, dat de zin der woorden door hem begrepen wordt. Datzelfde wordt toegepast op den zang, die vaak op een wijze beoefend wordt, dat het klankrijke van de kinderstem er geheel door verloren gaat. Het kind moet in een toon zingen, die door de nog niet ontwikkelde stemorganen niet is vol te houden; het moet zijn stem te veel en te lang inspannen.

Na het verblijf van een jaar wordt het kind gedwongen tot meer stelselmatig onderwijs: het moet letters en cijfers leeren, die tot woorden en getallen samenvoegen en dan leeren lezen en cijferen geheel op dezelfde werktuigelijke