Mengelwerk.

niet allen tegelijk en plotseling hunnen vollen wasdom erlangen. Men ontwaart daarin veeleer een geleidelijken en bedachtzamen gang, zoodat eerst de organen welke tot de stofwisseling vereischt worden, dan die voor de willekeurige bewegingen en ten laatste die op het geestelijk en sexuaal leven betrekking hebben, hunne volkomen rijpheid te gemoet gaan.

Tot het welslagen van alle organische werkzaamheden wordt dus een zekere graad van rijpheid dier organen vereischt , opdat zij niet onder hunne verrichtingen lijden en aan den anderen kant hunne verrichtingen zelve niet gebrekkig uitvallen. Een overijld ingrijpen in dien natuurlijken ontwikkelingsgang kan de noodlottigste gevolgen na zich slepen. Geeft men de nog weinig van spiervezelen voorziene maag van den zuigeling vast, moeielijk verteerbaar voedsel, zij zal de overspanning die men van haar vergt, niet kunnen doorstaan; of zij werpt harsn inhoud onverteerd terug, of zij laat dien half verteerd door het darmkanaal gaan, ongeschikt om in het bloed opgenomen, tot voeding van het lichaam te dienen. Gaat men daarmeê voort, dan wordt zij ziekelijk aangedaan, verzwakt al meer in hare functiën, belet de behoorlijke voeding van het lichaam, dat ten laatste kwijnt en er het leven bij inboet. Zulke feiten heeft -ieder geneesheer gelegenheid dagelijks waar te nemen : hier zondigt de arme door slecht, daar de rijke door te veel voedsel, in beide gevallen door van het orgaan een mate van werkzaamheid te vorderen, waartoe het nog niet in staat is.

Veel langzamer van ontwikkeling, veel teederder van bouw is het orgaan, waarin het geestelijk voedsel opgenomen en verteerd wordt tot ontwikkeling van den verstandelijken mensch. Een te vroeg inspannen van de functiën van dat orgaan kan te gereeder en ingrijpender gevolgen voor den nog in ontwikkeling verkeerenden mensch na zich slepen.