Mengelwerk.

werking, dan toch onverschilligheid; de ouders zijn vreemd aan de school, de onderwijzers staan geheel buiten het gezin.

Verwondere het dus niet, dat de vruchten van het onderwijs en de opvoeding op den huldigen dag, in weerwil van de talrijke en kostbare inrichtingen die in de laatste jaren in ons midden zijn verrezen, in zoo geringe mate aan de verwachting beantwoorden en er zoo weinig gezonde zin, zoo weinig degelijkheid , zoo weinig karakter en zelfstandigheid onder de burgers van den Staat, in hoogere en lagere spheren , worden aangetroffen.

Maar niet enkel aan de ouders en onderwijzers moet de schuld van zooveel gebrekkigs worden geweten; ook aan den Staat, aan de wetgevende en uitvoerende machten komt een groot deel van die schuld ten laste. De Staat is het, die het paedagogisch element een te ondergeschikte plaats bij het onderwijs doet innemen. Zoowel de opleiding van de onderwijzers als de organisatie van het onderwijs zijn van dien aard, dat de verstandelijke zijde bij de opvoeding te veel op den voorgrond wordt gesteld en de methode, bij de verstandelijke ontwikkeling gevolgd , niet aan de harmonische ontwikkeling van de intellectueele , moreele en physische vermogens bevorderlijk is.

Ten einde het hier in algemeene trekken aangevoerde nader te verduidelijken en tevens de middelen tot verbetering te kunnen aangeven, zullen wij in de volgende afdeelingen elk der hier aangestipte punten in enkele bijzonderheden gaan beschouwen.

1. Te vroege inspanning van den geest.

Bij de beschouwing van den natuurlijken ontwikkelingsgang van den mensch valt het dadelijk in het oog, dat de organen , tot de onderscheidene levensverrichtingen bestemd ,